ECLI:NL:RBDHA:2021:5000

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2021
Publicatiedatum
17 mei 2021
Zaaknummer
NL21.4643
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H. Palanciyan, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 26 maart 2021 was genomen. Dit besluit hield in dat de maatregel van bewaring werd opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had tevens verzocht om schadevergoeding, wat ook onderdeel van het beroep was.

Tijdens de zitting op 6 april 2021, waar eiser aanwezig was met waarnemer mr. A.D. Kupelian en tolk A. Biada, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet op de voorgeschreven wijze Nederland is binnengekomen en dat hij geen medewerking heeft verleend aan een eerdere overdracht naar Spanje. Eiser had op 20 augustus 2020 niet op het afgesproken tijdstip voor de overdracht aan Spanje verschenen en was met onbekende bestemming vertrokken. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde, ook al stelde hij tijdens de zitting dat hij nu wel zou willen meewerken aan de overdracht.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 12 april 2021, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.4643
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. H. Palanciyan),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.M.E. Disselkamp).

Procesverloop

Bij besluit van 26 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. A.D. Kupelian, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer A. Biada. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de
Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte gronden2 vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
2. De rechtbank stelt vast dat eiser alleen de zware grond onder 3k betwist. De feitelijke juistheid van de zware grond onder 3a wordt dus niet weersproken. De grond is voldoende gemotiveerd in de maatregel van bewaring en het staat dus vast dat eiser niet op de voorgeschreven wijze Nederland is binnengekomen. De zware grond 3k is ook feitelijk juist en voldoende gemotiveerd. Op 20 augustus 2020 zou eiser immers op vrijwillige basis worden overgedragen aan Spanje, maar hij is toen niet verschenen op het afgesproken tijdstip en is met onbekende bestemming vertrokken. Eiser heeft dus geen medewerking verleend aan de overdracht aan Spanje. De beroepsgrond slaagt niet.
3. Tijdens de zitting heeft eiser gesteld dat hij nu wel wil meewerken aan de overdracht aan Spanje, maar de rechtbank acht dit niet aannemelijk. Daarbij is van belang dat de eerdere overdrachtspoging is mislukt doordat eiser niet is verschenen en hij daarna met onbekende bestemming is vertrokken. Daarnaast heeft eiser zowel in het gehoor voor inbewaringstelling op 26 maart 2021 als in het vertrekgesprek op 30 maart 2021 aangegeven dat hij niet naar Spanje wil terugkeren. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2021 door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Bazaz, griffier.
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
12 april 2021

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.