Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H. Palanciyan, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 26 maart 2021 was genomen. Dit besluit hield in dat de maatregel van bewaring werd opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had tevens verzocht om schadevergoeding, wat ook onderdeel van het beroep was.
Tijdens de zitting op 6 april 2021, waar eiser aanwezig was met waarnemer mr. A.D. Kupelian en tolk A. Biada, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet op de voorgeschreven wijze Nederland is binnengekomen en dat hij geen medewerking heeft verleend aan een eerdere overdracht naar Spanje. Eiser had op 20 augustus 2020 niet op het afgesproken tijdstip voor de overdracht aan Spanje verschenen en was met onbekende bestemming vertrokken. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde, ook al stelde hij tijdens de zitting dat hij nu wel zou willen meewerken aan de overdracht.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 12 april 2021, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.