ECLI:NL:RBDHA:2021:5011

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
17 mei 2021
Zaaknummer
SGR 20/4617
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot de rechter en toevoeging in bestuursrechtelijke procedures onder de ondergrens van € 500,-

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand. Eiser, die een verzoek had ingediend voor bijzondere bijstand voor de betaling van griffierechten, kreeg te maken met een afwijzing van zijn aanvraag voor een toevoeging. De Raad voor Rechtsbijstand verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond, omdat de kosten van de toevoeging niet in redelijke verhouding stonden tot het belang van de zaak, die onder de € 500,- lag. Eiser stelde beroep in tegen deze beslissing, waarbij hij aanvoerde dat zijn recht op toegang tot de rechter werd geschonden, in strijd met artikel 6 van het EVRM.

De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de toevoeging rechtmatig was. De rechtbank stelde vast dat de ondergrens van € 500,- voor het verlenen van rechtsbijstand niet in strijd was met het EVRM, aangezien de toegang tot de rechter niet werd beperkt door deze ondergrens. Eiser had de mogelijkheid om zijn zaak voor te leggen aan de rechter zonder advocaat, wat voldoende was om zijn recht op toegang tot de rechter te waarborgen. De rechtbank concludeerde dat de gevolgen van de afwijzing voor eiser niet onevenredig waren en dat er geen aanleiding was voor een uitzondering op de regel. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank ging niet mee in het verzoek om een redelijk uurtarief voor verletkosten vast te stellen.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 12 mei 2021, en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen. Eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van State, indien hij het niet eens was met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4617

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W. Wijnstra).

Procesverloop

Bij besluit van 19 februari 2020 heeft verweerder de aanvraag voor een toevoeging aan eiser afgewezen.
Bij besluit van 1 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 7 april 2021 via een Skypeverbinding. Eiser was daarbij aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over ?
1. Eiser heeft bij de Sociale Dienst Drechtsteden een verzoek ingediend voor bijzondere bijstand voor de betaling van griffierechten. Het gaat om een bedrag van € 128,-. Dit verzoek is afgewezen. Het bezwaar tegen de afwijzing is ongegrond verklaard. Eiser wil daartegen beroep instellen. Hiervoor heeft hij een advocaat ingeschakeld. De advocaat heeft vervolgens een toevoeging aangevraagd.
2 Verweerder vindt dat eiser niet in aanmerking komt voor een toevoeging. De kosten van de toevoeging staan niet in redelijke verhouding tot het belang van de zaak. Voor zaken onder de € 500,- wordt geen toevoeging verstrekt.
Wat vinden partijen in beroep ?
3 Volgens eiser handelt verweerder in strijd met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) door hem het recht op toegang tot de rechter te ontzeggen. Eiser verwijst voor zijn standpunt naar literatuur en arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
4 Verweerder heeft op het beroep gereageerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank ?
5 Verweerder heeft artikel 12, tweede lid, onder b, van de Wet op de rechtsbijstand toegepast. In die bepaling staat dat rechtsbijstand niet wordt verleend indien de kosten daarvan niet in redelijke verhouding staan tot het belang van de zaak. In het Besluit toevoegcriteria rechtsbijstand is bepaald dat rechtsbijstand op basis van een toevoeging niet wordt verleend indien het op geld waardeerbare belang beneden een bedrag van € 500,- blijft. Bij wijze van uitzondering is verlening van een toevoeging mogelijk maar dan moet bijvoorbeeld sprake zijn van een zwaarwegend belang.
6 Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser niet in aanmerking komt voor een toevoeging omdat het bedrag waarvoor de toevoeging is aangevraagd minder is dan de ondergrens van € 500,-. Zo heeft de hoogste bestuursrechter eerder al geoordeeld dat de toegang tot de rechter op zichzelf niet wordt beperkt door die ondergrens. [1] Bovendien maakt het feit dat eiser geen advocaat krijgt toegewezen niet dat hij zijn zaak niet aan de rechter kan voorleggen. Voor een bestuursrechtelijke procedure is bijstand door een advocaat immers niet vereist. Het recht van eiser op toegang tot de rechter is dus niet in de kern aangetast, zodat artikel 6 van het EVRM niet is geschonden. De literatuur en de arresten waar eiser naar heeft verwezen, kunnen hem niet baten. Die gaan immers over griffierecht en daar is eiser in deze toevoegingsprocedure van vrijgesteld. Ten slotte ziet de rechtbank niet in dat de gevolgen van de afwijzing voor eiser onevenredig zijn. Voor het maken van een uitzondering heeft verweerder dan ook geen aanleiding hoeven zien.
De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusies
7 Het beroep is ongegrond. Nu de besluiten van verweerder rechtmatig zijn, gaat de rechtbank niet mee in het verzoek van eiser op de zitting om een redelijk uurtarief voor verletkosten vast te stellen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Dit is de uitspraak van mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M. van der Meide, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2021.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak ?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ0701.