ECLI:NL:RBDHA:2021:5054

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
18 mei 2021
Zaaknummer
NL21.3136
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Derde opvolgende asielaanvraag van Venezolaanse politiek activist; niet-ontvankelijk verklaard door verweerder; vernietiging besluit; beroep gegrond

In deze zaak gaat het om de derde opvolgende asielaanvraag van een Venezolaanse vrouw, die eerder twee aanvragen had ingediend die beide niet-ontvankelijk waren verklaard. De rechtbank Den Haag heeft op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de rechtbank het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft vernietigd. De eiseres, die zich beschouwt als politiek activist, heeft aangevoerd dat er een wijziging in het landgebonden beleid is, waardoor zij nu wel als risicogroep moet worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres niet als lid van een risicogroep wordt aangemerkt, ondanks de nieuwe beleidswijzigingen die per 15 september 2020 zijn ingegaan. De rechtbank stelt vast dat de eerdere besluiten onherroepelijk zijn, maar dat de nieuwe aanvraag niet voldoende is beoordeeld op basis van de relevante feiten en omstandigheden. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij eiseres voorafgaand aan dat besluit moet worden gehoord. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de proceskosten voor eiseres moeten worden vergoed, omdat het beroep gegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.3136

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.J. Schüller),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. I.A.M. de Groot).

ProcesverloopBij besluit van 25 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de opvolgende aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is, samen met het verzoek om voorlopige voorziening (NL21.3137), behandeld op de zitting van 30 maart 2021.Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat ging aan de huidige opvolgende aanvraag vooraf?
1. Eiseres heeft de Venezolaanse nationaliteit. Zij heeft eerder [1] een aanvraag ingediend om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 3 mei 2018 afgewezen als ongegrond. Daaraan lag ten grondslag dat niet geloofwaardig werd geacht dat zij in Venezuela lid is geweest van de oppositiepartijen Un Nuevo Tiempo (NT) en Primero Justicia (PJ). Hoewel verweerder geloofwaardig achtte dat eiseres meerdere keren heeft deelgenomen aan demonstraties en eenmalig pamfletten heeft gemaakt en verspreid, werd ook niet geloofwaardig geacht dat zij vanwege die activiteiten meermaals problemen (waaronder bedreigingen en een aanslag op haar leven) heeft ondervonden van de Colectivos, een aan de regering gelieerde en gewapende burgermilitie. Ook de vrees voor terugkeer achtte verweerder niet gerechtvaardigd.
Eiseres heeft tegen het besluit van 3 mei 2018 beroep ingesteld. De rechtbank heeft dat beroep ongegrond verklaard. [2] De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft het daartegen ingestelde hoger beroep eveneens ongegrond verklaard. [3] Het besluit van 3 mei 2018 is dus onherroepelijk en staat in rechte vast. Eiseres is daarna een klachtprocedure bij het EHRM [4] gestart tegen de Nederlandse Staat.
1.2.
Vervolgens heeft eiseres een tweede, zogenoemde opvolgende, asielaanvraag ingediend. [5] Verweerder heeft die aanvraag bij besluit van 23 december 2019 niet-ontvankelijk verklaard. Ook het daartegen ingestelde beroep heeft de rechtbank ongegrond verklaard. [6]
De Afdeling heeft het daartegen ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard. [7] Het besluit van 23 december 2019 staat daarmee ook in rechte vast.
1.3.
Op 11 december 2020 heeft eiseres voor de derde maal een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Deze opvolgende aanvraag ligt ten grondslag aan het nu bestreden besluit.
Wat ligt aan deze aanvraag ten grondslag?
1.4.
Eiseres legt aan deze aanvraag ten grondslag dat er een voor haar relevante wijziging van het recht is, die tot een nieuwe beoordeling van de asielaanvraag zou moeten leiden. Per
15 september 2020 geldt een gewijzigd landgebonden beleid over Venezuela (hierna: het beleid) [8] . Daarin is opgenomen dat politiek activisten die significante kritiek uiten op de autoriteiten als risicogroep worden aangemerkt. Eiseres stelt dat zij onder de risicogroep valt. In dat geval kan zij volstaan met geringe indicaties om aannemelijk te maken dat zij problemen heeft die leiden tot gegronde vrees voor vervolging. Ter onderbouwing van die geringe indicaties heeft eiseres bij haar aanvraag een aantal stukken gevoegd.
Waarom heeft verweerder de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard?
2. Verweerder heeft de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat eiseres geen nieuwe elementen of bevindingen aan de aanvraag ten grondslag heeft gelegd die relevant kunnen zijn voor de beoordeling daarvan. Hij heeft hiermee toepassing gegeven aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet onder het beleid valt, omdat zij niet tot een risicogroep behoort. Volgens verweerder verandert het beleid niets aan het onherroepelijke besluit van 3 mei 2018 uit de eerste asielprocedure. Toen is alleen geloofwaardig geacht dat eiseres eenmalig pamfletten heeft verspreid [9] en dat zij heeft deelgenomen aan demonstraties. Deze activiteiten zijn destijds te gering geacht, zodat ook niet aannemelijk werd geacht dat eiseres vanwege die activiteiten meermaals problemen (waaronder bedreigingen en een aanslag op haar leven) heeft ondervonden van de Colectivos,
Volgens verweerder staat daarom onherroepelijk vast dat de geloofwaardig geachte gebeurtenissen onvoldoende zwaarwegend waren om te concluderen dat sprake is van vluchtelingschap of een reëel risico op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Gelet hierop houdt het beleid niet een voor eiseres rechtens relevante wijziging van het recht in, aldus verweerder. Daaraan is toegevoegd dat eiseres met de bij de aanvraag overgelegde stukken niet heeft toegelicht op welke wijze deze betrekking hebben op haar persoonlijke situatie. Gelet op het voorgaande heeft verweerder ervan afgezien om eiseres naar aanleiding van haar zienswijze en vóór het nemen van het bestreden besluit te horen.
Wat houdt het beleid in?
3. Het beleid over Venezuela is opgenomen in artikel 30.3.2 van paragraaf C7/30 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000). In dat artikel is, voor zover hier van belang, bepaald dat de IND de volgende groepen als risicogroep in de zin van paragraaf C2/3.2 van de Vc 2000 aanmerkt: oppositieleden die significante kritiek uiten op de autoriteiten en/of gezien hun positie in staat zijn om de bevolking te mobiliseren en dissidenten en politiek activisten die significante kritiek uiten op de autoriteiten.
Hoe oordeelt de rechtbank over het standpunt van verweerder?
4. Niet in geding is dat er sprake is van een wijziging van het recht. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat niet eerder risicogroepen zijn benoemd. In geding is de vraag of deze wijziging voor eiseres relevant is, met andere woorden of er sprake is van een rechtens relevante wijziging van het recht. Daarvoor is van belang om te beoordelen of verweerder deugdelijk gemotiveerd het standpunt heeft mogen innemen dat eiseres niet behoort tot een risicogroep, als bedoeld in artikel 30.3.2 van paragraaf C7/30 van de Vc 2000.
4.1.
Verweerder stelt ter motivering van dat standpunt in het bestreden besluit dat onherroepelijk is vastgesteld dat eiseres geen politiek activist is. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat alle activiteiten die eiseres heeft omschreven in haar verklaringen reeds zijn beoordeeld en dat onherroepelijk vaststaat dat alleen geloofwaardig is dat eiseres alleen heeft deelgenomen aan demonstraties en eenmalig pamfletten heeft gemaakt en verspreid. Alle andere activiteiten, zoals het lidmaatschap van de opposititepartij(en), zijn niet geloofwaardig bevonden. Om die reden kan in deze opvolgende aanvraag niet worden aangenomen dat eiseres significante kritiek op de regering heeft geuit. Volgens verweerder zijn deze activiteiten te gering geacht om eiseres als politiek activist te bestempelen.
Anderzijds stelt verweerder in het bestreden besluit óók [10] dat er nooit specifiek aan de status van eiseres is getwijfeld en dat dit pas aan de orde kwam naar aanleiding van het gewijzigd landenbeleid. De rechtbank interpreteert dit zo, dat verweerder er op zichzelf niet aan twijfelt dat eiseres wordt aangemerkt als politiek activist, met dien verstande dat haar activiteiten volgens verweerder te gering zijn om te kunnen spreken van het uiten van significante kritiek op de autoriteiten. De rechtbank constateert voorts nog dat verweerder ter zitting aangeeft dat eiseres géén politiek activist is.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat het standpunt van verweerder over de politieke activiteiten van eiseres onduidelijk is. Daarnaast volgt de rechtbank eiseres in haar betoog dat verweerder niet kan volstaan met het terugverwijzen naar de beoordeling die in de eerste procedure van haar verklaringen is gemaakt. Eiseres heeft namelijk terecht aangevoerd dat niet alle politieke activiteiten waarover zij heeft verklaard in het nader gehoor (NG) van 26 oktober 2017 door verweerder zijn beoordeeld. Verweerder heeft destijds alleen het lidmaatschap aan de oppositiepartij, het deelnemen aan massale demonstraties (in de stad) en het eenmalig maken en uitdelen van pamfletten in haar wijk beoordeeld op geloofwaardigheid. Verweerder heeft zich in de eerste procedure niet uitgelaten over de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres over haar andere activiteiten, zoals:
 Het organiseren van de manifestaties in de wijk waarin wegblokkades werden geplaatst (guarimbas) en het deelnemen hieraan. Volgens eiseres zou zij dit drie of vier keer per week hebben gedaan [11] . Zij riep mensen bijeen en hielp bij de distributie van water en eten.
 De discussies die eiseres voerde met mevrouw [naam] en haar opvolger over de regering [12] , die er volgens eiseres toe hebben geleid dat eiseres (tijdelijk) een verblijfskaart en levensmiddelen zijn onthouden.
Verweerder stelt zich ten onrechte op het standpunt dat het in rechte vaststaat dat deze verklaringen van eiseres ongeloofwaardig zijn bevonden. De activiteiten zijn nog niet beoordeeld. Verweerder heeft deze ten onrechte niet bij de motivering van het bestreden besluit betrokken.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee onvoldoende gemotiveerd dat zij slechts gering politiek actief was en dat zij om die reden niet behoort tot een risicogroep.
Eiseres heeft er in dit verband terecht op gewezen dat in het verslag van het NG meer activiteiten worden omschreven dan de geloofwaardig bevonden activiteiten.
Het betoog van eiseres dat verweerder geloofwaardig heeft geacht dat zij lid is geweest van een oppositiepartij volgt de rechtbank niet, aangezien dat berust op een onjuiste lezing van de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht. Hierin is immers het volgende overwogen:
“Verweerder heeft ter zitting gesteld dat als geloofwaardig zou worden geacht dat eiseres lid is van NT en PJ, dit onverlet laat dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanwege de geloofwaardige geachte activiteiten in de negatieve aandacht van de Colectivos staat en de gestelde problemen heeft ondervonden alsook bij terugkeer voor de Colectivos heeft te vrezen.”In de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam (de tweede asielprocedure) is het beweerdelijke lidmaatschap van NT niet inhoudelijk beoordeeld, omdat de rechtbank overwoog dat in het midden kon worden gelaten of eiseres al dan niet lid is van NT, aangezien de geloofwaardigheid daarvan niet kan afdoen aan het eerdere besluit van 3 mei 2018. In het bestreden besluit heeft verweerder niet gemotiveerd welke rol een beweerdelijk lidmaatschap van een oppositiepartij zou kunnen spelen in het licht van het gewijzigd landenbeleid. Dat eiseres in verband met het beweerdelijk lidmaatschap van een politieke partij een nieuwe aanvraag zou moeten indienen, zoals verweerder op de zitting heeft aangegeven, volgt de rechtbank niet.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom geen sprake is van het uiten van significante kritiek op de autoriteiten en waarom eiseres niet als lid van de risicogroep is aangemerkt. Het ligt op de weg van verweerder om zich een beeld te vormen van alle relevante feiten, verklaringen en stukken in de zaak om te kunnen beoordelen of er sprake is van een rechtens relevante wijziging van het recht. Het slechts verwijzen naar twee geloofwaardig geachte elementen is in het licht van het beleid onvoldoende.
Wat betekent dat voor het bestreden besluit?
5. Het voorgaande heeft tot gevolg dat het bestreden besluit onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Daarom hoeven de overige beroepsgronden en de rest van de motivering van verweerder niet meer te worden besproken.
Ziet de rechtbank aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten?
6. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. Het is aan verweerder om het besluit op voornoemd onderdeel van een betere motivering te voorzien. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Om het geschil af te kaarten, gaat de rechtbank hierna nog in op een andere beroepsgrond van eiseres.
6.1.
Eiseres voert aan dat de aanvullende toelichting van 22 februari 2021 bij de zienswijze ten onrechte niet is betrokken bij het voornemen en het bestreden besluit. Eiseres vindt dat verweerder haar voor het bestreden besluit had moeten horen. Volgens de aanvullende toelichting moet eiseres worden aangemerkt als refugié sur place, oftewel politiek activiste in Nederland. Dit is een nieuw asielmotief.
6.2.
De aanvullende toelichting met onderliggende stukken zien op de deelname van eiseres aan [naam groep] , een subafdeling van Vente Venezuela, een legale oppositie partij, bestaande uit 25 leden. Er zijn verder ter onderbouwing van de aansluiting bij deze organisatie een aantal berichten van facebook en twitter overgelegd. Ook heeft eiseres een brief van Cuba Decide van 26 oktober 2020 bijgevoegd, waarin zij welkom wordt geheten bij de Cuba Decide campaign.
6.3.
Verweerder heeft ter zitting erkend dat de aanvullende toelichting niet bij het bestreden besluit is betrokken. Deze is bij verweerder op 24 februari 2021 ontvangen en het bestreden besluit en de stukken hebben elkaar dus gekruist. Verweerder heeft ter zitting aangegeven waarom hij vindt dat de aanvullende toelichting niet leidt tot een ander besluit.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee niet kunnen volstaan, omdat verweerder eiseres hierover eerst moeten horen en de nieuwe stukken tezamen met de verklaringen van eiseres daarover in samenhang moeten beoordelen. Verweerder kon ook niet volstaan met een toelichting op de zitting, omdat eiseres hiermee de mogelijkheid is ontnomen adequaat op het standpunt van verweerder te reageren.
Conclusie
7. Gelet al het voorgaande draagt de rechtbank verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak en eiseres daaraan voorafgaand te horen.
Vergoeding proceskosten
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten in beroep. Deze worden als volgt berekend. Eiseres heeft zich laten bijstaan door een gemachtigde. Deze gemachtigde heeft twee proceshandelingen verricht: het beroepschrift en het bijwonen van de zitting bij de rechtbank.
Deze proceshandelingen leveren twee punten op met een waarde van € 534,-. Dat is in totaal
€ 1.068,-.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze
uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse-Pot, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.W. Bolzoni, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op 12 mei 2021.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Aanvraag van 28 september 2017.
2.Uitspraak van 26 september 2018 van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, zaaknummer NL18.9929 (niet gepubliceerd).
3.Uitspraak van 22 november 2018, zaaknummer 201808374/1/V2 (niet gepubliceerd).
4.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
5.Aanvraag van 28 september 2019.
6.Uitspraak van 4 februari 2020 van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, zaaknummer NL19.31800 (niet gepubliceerd).
7.Uitspraak van 29 april 2020, zaaknummer 202000969/1/V1 (niet gepubliceerd).
8.Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire 2020/19, gepubliceerd in de Staatscourant van 14 september 2020, nummer 47808, in werking getreden op 15 september 2020.
9.In het voornemen is als relevant element van het asielrelaas benoemd ‘gemaakt en verspreid’.
10.Pagina 4, derde alinea.
11.Zie pagina 11, 16 en 17, 20 van het nader gehoor van 26 oktober 2017.
12.zie onder meer pagina 10 van het nader gehoor van 26 oktober 2017.