In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een student, en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de omzetting van zijn prestatiebeurs in een gift, maar de Minister verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk. Eiser stelde dat hij geen lening had aangevraagd en dat de omzetting van de prestatiebeurs in een gift een besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de omzetting inderdaad een besluit is, maar dat eiser geen processueel belang had bij het bezwaar omdat de volledige prestatiebeurs was omgezet in een gift. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk was, omdat het gericht was op de restschuld die voortvloeide uit eerdere besluiten van de Minister. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.