1.3Eiser heeft op 30 juni 2019 opnieuw gemeld dat sprake was van toegenomen klachten. Na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft verweerder het primaire besluit genomen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Dit berust op het standpunt dat eiser met ingang van 6 september 2019 67,78% arbeidsongeschikt is.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartegen aan dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht en met vooringenomenheid heeft gehandeld. Eiser stelt dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is en onzorgvuldig tot stand is gekomen. Eiser heeft het gesprek met de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) als onprettig ervaren. De verzekeringsarts b&b heeft eisers klachten en de informatie van eisers psycholoog niet bij zijn beoordeling betrokken. In het rapport van de verzekeringsarts b&b is vermeld dat het spreekuur 40 minuten duurde, terwijl eiser na een half uur weer buiten stond. Eiser kan zich niet vinden in het oordeel van de verzekeringsarts b&b dat eiser 67,5% arbeidsongeschikt is, na tien jaar 80 tot 100% arbeidsongeschikt te zijn geweest. Volgens eiser zijn de klachten juist verergerd en heeft hij bovendien een herseninfarct doorgemaakt. Eiser is het evenmin eens met de vanwege vermoeidheidsklachten aangenomen urenbeperking (voor vier uur per dag, maximaal 20 uur per week) terwijl zijn huisarts heeft geschreven dat eiser slechts zeer beperkt belastbaar is. Eiser verwijst in beroep ter onderbouwing van zijn standpunt naar medische informatie van neuroloog P.M. Doorlag-de Vries van 7 maart 2018, GZ-psycholoog M. Schaminee van 26 maart 2020 en huisarts A.J.M. van der Schuit-Janssen van 26 augustus 2019 en 27 april 2020. Tevens stelt eiser zich op het standpunt dat de geschiktheid van de functies door de arbeidsdeskundige op een aantal punten niet (voldoende) dragend is onderbouwd. Deze beroepsgronden zal de rechtbank hieronder, bij de arbeidskundige beoordeling van het bestreden besluit, nader weergeven.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
6. De rechtbank merkt op dat eisers beroepsgrond dat hij ten onrechte, na tien jaar 80 tot 100% arbeidsongeschikt te zijn geweest, minder arbeidsongeschikt wordt geacht, tijdens de vorige beroepsprocedure van deze rechtbank reeds aan de orde is gekomen. Hetzelfde geldt voor het door eiser ter zitting aangevoerde standpunt dat de verzekeringsarts b&b het advies van de neuroloog een neuropsychologisch onderzoek te laten verrichten niet heeft meegewogen. Het besluit van 20 september 2018 is met de onder 1.2 bedoelde uitspraak van de Centrale Raad in Beroep in rechte vast komen te staan. De rechtbank laat deze beroepsgronden daarom buiten beschouwing.