ECLI:NL:RBDHA:2021:5162

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2021
Publicatiedatum
20 mei 2021
Zaaknummer
NL21.380
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van onvoldoende aannemelijkheid biseksuele gerichtheid en problemen met Ugandese autoriteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Ugandese vrouw, heeft een asielaanvraag ingediend op basis van haar biseksuele gerichtheid en de problemen die zij in Uganda heeft ondervonden. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres haar biseksualiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiseres over haar seksuele gerichtheid te algemeen en ongerijmd zijn. Eiseres heeft verklaard dat zij biseksueel is en dat zij problemen heeft ondervonden met de Ugandese autoriteiten, waar homoseksualiteit verboden is. De rechtbank stelt vast dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims en dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in de negatieve belangstelling van de Ugandese autoriteiten staat. De rechtbank volgt de redenering van de verweerder dat eiseres niet tijdig een asielaanvraag heeft ingediend en dat haar verklaringen over haar ontvoering en problemen met onbekende personen niet geloofwaardig zijn. De rechtbank concludeert dat de asielaanvraag terecht is afgewezen als ongegrond en dat er geen redenen zijn om vluchtelingschap aan te nemen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.380

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.E. Muller),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Ch. R. Vink).

Procesverloop

Bij besluit van 21 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. Verweerder heeft aan eiseres wel uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 april 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam 1]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde

Overwegingen

1. Eiseres stelt de Ugandese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum eiseres].
2. Op 24 januari 2019 heeft eiseres een asielaanvraag ingediend. Hieraan legt zij ten
grondslag dat zij biseksueel is en hierdoor problemen heeft ondervonden met de Ugandese
autoriteiten. Homoseksualiteit, waaronder begrepen biseksualiteit, is verboden in Uganda.
Bij terugkeer vreest eiseres te worden opgepakt door de autoriteiten. Daarnaast legt eiseres
aan haar asielaanvraag ten grondslag dat zij is ontvoerd en verkracht door onbekende
personen die nog naar haar op zoek zijn.
2.1.
Het asielrelaas bevat de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- biseksuele gerichtheid;
- problemen vanwege biseksuele gerichtheid;
- ontvoering en problemen met onbekende personen.
Verweerder acht eiseres haar identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. De overige
relevante elementen vindt verweerder niet geloofwaardig. Hij stelt zich daarbij onder meer
op het standpunt dat eiseres summier en ongerijmd heeft verklaard over haar seksuele
gerichtheid en te algemeen heeft verklaard over haar relaties. Ook wordt eiseres
tegengeworpen dat zij zich zonder verschoonbare reden niet onverwijld heeft gemeld bij de
Nederlandse autoriteiten om een asielaanvraag te doen, wat afbreuk doet aan de
geloofwaardigheid van haar relaas. Volgens verweerder heeft eiseres ook ongerijmd
verklaard over haar aanwezigheid bij het LHBTI-feest en de nasleep daarvan. Ook is
volgens verweerder ongerijmd verklaard over de ontvoering van en de problemen met de
onbekende personen. Om die reden is het asielverzoek afgewezen als ongegrond op grond
van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Biseksuele gerichtheid
3. Eiseres betoogt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat de biseksuele
geaardheid ongeloofwaardig is. Haar verklaringen zijn niet oppervlakkig, algemeen,
summier en onpersoonlijk. Zij stelt ook dat verweerder bij de beoordeling heeft nagelaten
om mee te wegen dat het in de Ugandese cultuur niet normaal is om over biseksualiteit te
praten en verwijst daarbij naar het rapport ‘Uganda: Positie van LHBT’ers. Update van en
aanvulling op themarapportage februari 2011 van Team Onderzoek en Expertise Land en
Taal (TOELT) van maart 2021. Verweerder had bij zijn beoordeling ook rekening moeten
houden met het gegeven dat zij sinds april 2020 onder medische behandeling staat voor post
traumatische stressstoornis, seksueel misbruik en een psychotische stoornis, aldus eiseres.
3.1.1.
Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de biseksuele gerichtheid heeft
verweerder Werkinstructie 2019/17 (WI 2019/17) als uitgangspunt genomen. Volgens WI
2019/17 moet verweerder bij de beoordeling rekening houden met de omstandigheid dat het
voor een vreemdeling niet mogelijk is om met sluitend bewijs aannemelijk te maken dat hij
LHBTI is. De enkele stelling van de vreemdeling dat hij LHBTI is, is echter ook niet
voldoende. Verweerder maakt een individuele afweging die onderdeel is van een integrale
geloofwaardigheidsbeoordeling overeenkomstig werkinstructie 2014/10 (inhoudelijke
beoordeling asiel). Het is aan de vreemdeling om zijn gestelde homoseksuele gerichtheid
tegenover verweerder aannemelijk te maken. Volgens WI 2019/17 ligt het zwaartepunt op
de antwoorden op vragen over eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de
vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn
omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land
van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in
het algemene beeld passen. Uit WI 2019/17 volgt verder dat verweerder bij de beoordeling
rekening houdt met de persoonlijkheid en achtergrond van de vreemdeling. Elke
vreemdeling heeft immers een eigen referentiekader op basis van onder andere opleiding,
culturele achtergrond en levensfase.
Voor zover eiseres stelt dat uit het TOELT-rapport blijkt dat er in Uganda een stigma heerst
op homoseksualiteit en dat verweerder vanuit dat perspectief, en niet het westerse, haar
verklaringen diende te beoordelen, wordt zij hierin niet gevolgd. Niet is gebleken dat
verweerder bij de beoordeling in het kader van WI 2019/17 de geloofwaardigheid van haar asielrelaas enkel heeft beoordeeld aan de hand van de verklaring of zij al dan niet (precies) weet wat homo- of biseksualiteit is en of zij weet wat het betekent om dit te zijn. Bij de
beoordeling is gekeken naar de verklaringen die het relaas van eiseres authentiek zouden
moeten maken, zoals haar gedragingen, handelen, gedachten en gevoelsleven. Dat het voor
eiseres vanuit haar achtergrond mogelijk lastiger kan zijn om hierover te verklaren, maakt
niet dat van haar niet mag worden verwacht dat zij uitvoeriger kan verklaren over de kern
van haar asielrelaas.
Bovendien heeft verweerder daar waar eiseres is tekortgeschoten in haar verklaring over de
betekenis van homoseksualiteit kunnen tegenwerpen dat zij als hoogopgeleide vrouw die op
meerdere vlakken maatschappelijk betrokken was en daarbij ook te maken kreeg met het
onderwerp homoseksualiteit, bekend moet zijn geweest met de betekenis hiervan.
3.1.2.
Uit de overgelegde brief van GGZ Noord-Holland van 30 juli 2020 blijkt dat eiseres
vanwege meerdere (psychische) problemen onder behandeling staat van een arts. Hieruit
blijkt niet dat zij hierdoor niet in staat is om (coherent, consistent en gedetailleerd) te
verklaren. Andere stukken (rapporten) die dat zouden moeten onderbouwen, heeft eiseres
niet ingebracht. Ook uit het FMMU-rapport blijken geen beperkingen die van belang zijn
voor het horen en beslissen. De gehoorambtenaar heeft de problemen uit de medische
stukken bij aanvang van het nader gehoor opgemerkt en toegezegd dat eiseres ruimte zal
worden geboden om tot rust te komen als zij emotioneel wordt ( zie pagina 6, 7, 8). Niet is
gebleken dat eiseres nadat zij emotioneel werd, niet meer in staat was om te een verklaring
af te leggen. Gelet hierop volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt volledig van de
verklaringen van eiseres kan worden uitgegaan.
3.2.
Ten aanzien van de ontdekking van haar biseksuele geaardheid is eiseres er niet in geslaagd om een aannemelijke verklaring af te leggen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
3.3.1.
Eiseres heeft summier verklaard over de liefdesgevoelens die zij kreeg op het
moment dat zij erachter kwam dat zij op biseksueel was. Eiseres verklaart dat zij dertien jaar
was toen zij voor het eerst gevoelens kreeg voor een vrouw, maar dat zij een jaar later ook
gevoelens bleek te hebben voor mannen. Zij wist dat dit liefdesgevoelens waren, omdat zij
heel veel van dat meisje hield, dat zij altijd met haar wilde zijn en dat zij jaloers werd als zij
met jongens omging. Eiseres raakte hiervan in de war en dacht dat zij niet normaal of ziek
was. Toen eiseres dit aan haar lerares vertelde, kreeg zij te horen dat biseksualiteit alleen
voorkomt in Amerika, dat het een taboe is in Uganda en dat mensen worden gedood
vanwege hun biseksualiteit. Haar verklaring dat zij angstig was en haar gevoelens
onderdrukte geeft geen specifieke inzicht in haar gevoelsleven van het moment of van de
periode dat zij tot ontdekking kwam dat zij gevoelens had voor beide geslachten. Van
eiseres mocht worden verwacht dat zij hier uitgebreider over verklaarde, vooral omdat het in
de rede ligt dat meer in haar omging dan alleen angst, nadat zij hoorde dat biseksualiteit een
taboe is en mensen hierom worden vermoord.
3.4.
De rechtbank volgt verweerder ook in de stelling dat eiseres in algemeenheden is
blijven steken in de verklaringen over haar relaties met [naam 2] en [naam 3] en in de
verklaringen over de relatie tussen haar biseksualiteit en het christelijk geloof.
3.4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de relaties met [naam 2] en
[naam 3] niet ten onrechte onaannemelijk geacht. Verweerder stelt niet ten onrechte dat
eiseres in haar verklaringen op de vragen naar de gevoelens voor [naam 2] in algemeenheden is gebleven en daarbij onvoldoende heeft aangeduid waarom [naam 2] een bijzonder persoon is
voor haar. Dat eiseres destijds zestien of zeventien jaar oud was en de relatie inmiddels ruim
acht jaar geleden is geëindigd en zij daardoor de details van die relatie niet meer kent, is
vreemd en is daar geen afdoende verklaring voor. De relatie van eiseres met [naam 2] duidt op
meer dan een oppervlakkige relatie, nu eiseres stelt dat zij door haar gevoelens voor [naam 2]
haar biseksualiteit heeft kunnen accepteren. Hierdoor heeft verweerder mogen verwachten
dat zij daarover gedetailleerder kan verklaren. Eiseres verklaart dat wat zij voelde voor
[naam 2] anders was dan zij ooit voor anderen had gevoeld. De enkele verklaring dat zij
verliefd op haar werd en een relatie met haar wilde, is geen nadere concretisering van die
gevoelens. Ook ten aanzien van haar relatie met [naam 3] stelt verweerder niet ten onrechte
dat de verklaringen hierover onvoldoende inzichtelijk zijn. Verweerder stelt niet ten
onrechte dat met de verklaring dat eiseres veel van [naam 3] hield en dat zij aardig en
zorgzaam was geen blijk geeft van diepere gevoelens van liefde, terwijl zij stelt dat zij met
haar wel een echte liefdesrelatie had. Eiseres verklaart in het nader gehoor over [naam 3] dat
zij van alles van haar hield en een toekomst met haar wilde bouwen, maar daarmee zij slaagt
er niet in om een authentieke beleving inzichtelijk te maken.
3.4.2.
Verweerder stelt ook niet ten onrechte dat van eiseres mede vanwege haar actieve
kerkelijke betrokkenheid kan worden verwacht dat zij met meer gedachten en argumenten
kan onderbouwen waarom zij naar de kerk bleef gaan en zij van mening is dat het
christelijke geloof haar biseksualiteit niet verbiedt. Eiseres verklaart dat de kerk tegen
homoseksualiteit is, omdat het een zonde is. In de bijbel staat namelijk dat God de steden
Sodom en Gomorra had vernield, omdat daar homoseksuelen waren. Anderzijds staat in de
bijbel dat Jezus zegt dat je moet komen zoals je bent. Hieruit leidt eiseres af dat iedereen
welkom is bij Jezus, daarom gelooft zij dat Jezus van haar houdt. Dat is ook de reden
waarom zij naar de kerk bleef gaan. Zij deed daar vrijwilligerswerk en vond het leuk.
Daarnaast is de kerk van Jezus en niet van de pastoor. Met deze verklaring maakt eiseres
niet duidelijk welke overwegingen zij heeft gemaakt om tot deze bevinding te komen. Of,
zoals verweerder stelt, met welke gedachten zij zich distantieerde van de bijbel en de kerk
als lichaam van Jezus, waarin homoseksualiteit werd verboden en door pastoors werd
verkondigd dat homoseksuelen gedood moesten worden, terwijl zij zich anderzijds ook weer
met de bijbel en de kerk verzoende.
3.5.
Ook ten aanzien van de contacten in Uganda met LHBTI’s en betrokkenheid op activiteiten voor LHBTI heeft eiseres ongerijmd verklaard.
3.5.1.
Eiseres verklaart dat zij buiten de [naam 2] en [naam 3] geen andere homo- of
biseksuelen mensen kenden, omdat zij bang was. Zij ging niet naar activiteiten of
bijeenkomsten van de LHBTI-organisatie Sexual Minorities Uganga, omdat zij niet bekend
wilde worden en mede door de strafbaarheid van homoseksualiteit alles in geheim deed
(pagina 22). Verweerder heeft niet ten onrechte gesteld dat deze verklaring, waarin eiseres
stelt terughoudend te zijn, niet strookt met het bezoeken van een feest genaamd Sleepover
night for Kuchu’s waarvoor naamregistratie benodigd was. De verklaring dat zij en andere
mensen niet wisten wat voor feest het was en dat iedereen in de veronderstelling verkeerde
dat het een verjaardagsfeest was en dat eiseres daarom dacht dat het veilig was om te gaan,
volgt de rechtbank niet. In Uganda is de gangbare term voor iedereen die niet heteroseksueel
of niet gender-conform is ‘Kuchu’ (TOELT, pagina 6). Uit de naam van het feest had
eiseres dus in ieder geval kunnen afleiden dat het een LHBTI-feest was, waarvan op
voorhand niet kan worden verzekerd dat het veilig is om daarheen te gaan gezien de situatie
van homoseksuelen in Uganda.
3.5.2.
Verweerder stelt niet ten onrechte dat de overgelegde brief van de coördinator van
Cocktail Eindhoven, waaruit blijkt dat eiseres zeker drie keer als bezoeker is ontvangen op
een LHBTI-activiteit en dat zij lid is van de nationale ‘COC Eindhoven Asylym’
Whatsappgroep, bestaande uit meer dan 500 leden, geen nieuwe inzichten bieden.
Bovendien volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraken van
10 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1256, en 6 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2715) dat
deze brief weliswaar kan dienen ter ondersteuning van een gestelde seksuele gerichtheid,
maar dit laat onverlet dat eiseres zelf aan de hand van haar verklaringen haar seksuele
gerichtheid aannemelijk moet maken.
3.6.1.
Daarbij komt dat verweerder eiseres niet ten onrechte tegenwerpt dat zij niet eerder
dan op 24 januari 2019 asiel heeft aangevraagd in Nederland. Eiseres is op 14 december
2018 Nederland ingereisd met een Schengenvisum. Haar verklaring hiervoor dat zij op
straat een vrouw is tegengekomen en dat zij weken bij haar verbleef, omdat zij niet wist
waar zij asiel kon aanvragen, heeft verweerder onder de gegeven omstandigheden niet als
verschoonbare reden hoeven aanmerken. Eiseres verklaart namelijk ook dat de pastoor de
reis naar Nederland had geregeld waar zij een veilig heenkomen zou kunnen vinden. Dat
maakt onaannemelijk dat zij niet van tevoren wist waar zij zich diende te melden om
internationale bescherming in te roepen, althans maakt onaannemelijk dat zij, eenmaal
aangekomen in Nederland, daar niet al eerder onderzoek of navraag naar kon doen.
3.7.
De beroepsgrond slaagt niet.
Problemen vanwege seksuele gerichtheid
4. Eiseres betoogt dat verweerder ten onrechte niet aannemelijk acht dat zij vanwege haar biseksualiteit in de negatieve aandacht staat van de Ugandese autoriteiten.
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij aanwezig was op het LHBTI-feest Sleepover night for Kuchu’s op 31 december 2017 en naar aanleiding daarvan in de negatieve belangstelling van de Ugandese autoriteiten is komen te staan.
4.2.1.
Als eerst wordt het opmerkelijk geacht dat eiseres pas ongeveer twee jaar na de
gestelde gebeurtenis moeite lijkt te hebben gedaan om in contact te komen met [naam 3] of
om te ondervinden wat er met haar is gebeurd. Deze handelswijze strookt niet met de
stellingen dat zij een echte liefdesrelatie had met [naam 3] en dat zij (in de toekomst) in
Uganda vrij wil zijn en een mooi leven wil hebben met haar vriendin [naam 3] (pagina 22,
nader gehoor). Het bevreemdt dat eiseres niet eerder heeft geprobeerd om in contact te
komen met [naam 3] of een andere manier te proberen op de hoogte te komen van haar
situatie.
4.2.2.
Verweerder stelt niet ten onrechte dat het bevreemdt dat eiseres na de politie-inval
op het LHBTI-feest gedurende acht maanden zonder problemen te hebben ondervonden van
de Ugandese autoriteiten heeft verbleven in het hostel waar zij al verbleef sinds maart 2016.
Daarnaast hebben de Ugandese autoriteiten na de vermeende gebeurtenis op 31 december
2017 aan eiseres een paspoort afgegeven dat geldig is van september 2018 tot 24 september
2028 (pagina 4, aanmeldgehoor). De stelling dat eiseres daarbij is geholpen, is niet
onderbouwd. Daarbij komt dat zij op vertoon van haar eigen paspoort Uganda legaal heeft
verlaten. Hieruit blijkt niet dat zij daadwerkelijk in de negatieve belangstelling stond van de
Ugandese autoriteiten.
4.3.
De beroepsgrond slaagt niet.
Ontvoering en problemen met onbekende personen
5. Eiseres betwist onder verwijzing naar de zienswijze dat de ontvoering en de problemen met de onbekende personen niet geloofwaardig is. Verweerder gaat eraan voorbij dat eiseres kampt met post traumatische stressstoornis en herbelevingen.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres door vaag en summier te verklaren niet aannemelijk gemaakt dat zij is ontvoerd en dat zij problemen heeft met onbekende personen.
5.1.1.
Verweerder stelt niet ten onrechte dat eiseres vaag en summier heeft verklaard over
de mensen door wie zij is ontvoerd en met wie zij problemen heeft. Zo heeft zij enkel
verklaard dat de man die haar belde en een afspraak met haar maakte heel veel leek op
iemand die in het verleden met haar vader werkte, maar dat zij die mensen niet kende en dat
zij zeiden dat zij van de autoriteiten waren (pagina 27). Eiseres legt ook geen aannemelijke
verklaring af over de mogelijke beweegreden om haar te ontvoeren. Eiseres verklaart dat zij
vroegen naar documenten, maar dat haar in de periode van twee weken dat zij door hen is
ontvoerd niet duidelijk is geworden om wat voor documenten het ging of waarvoor de
documenten nodig waren. Niet ten onrechte stelt verweerder dat met deze algemene
verklaringen afbreuk wordt gedaan aan de geloofwaardigheid van de verklaringen.
5.1.2.
Omdat verweerder eiseres haar gestelde biseksualiteit en de daarmee
samenhangende problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig vindt en eiseres verder ook
niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich om andere redenen niet kan wenden tot de
Ugandese autoriteiten, is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat zij zich bij
eventuele voordoende problemen niet tot hen kan wenden.
5.2.
De beroepsgrond slaagt niet.
6. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de asielaanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen als ongegrond en dat zich geen redenen voordoen om vluchtelingschap aan te nemen. Het beroep is daarom ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, rechter, in aanwezigheid vanmr. P.R. de Man, griffier.
De uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.