ECLI:NL:RBDHA:2021:517
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Teruggaaf van omzetbelasting en kwalificatie als ondernemer voor de omzetbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een BV, en de inspecteur van de Belastingdienst over de teruggaaf van omzetbelasting. Eiseres had een naheffingsaanslag omzetbelasting ontvangen voor de jaren 2012 tot en met 2017, en stelde dat zij recht had op teruggaaf van omzetbelasting. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij als ondernemer voor de omzetbelasting kwalificeerde. Eiseres had in de jaren voorafgaand aan de naheffingsaanslag geen omzet aangegeven en had geen bewijs geleverd van economische activiteiten. De rechtbank concludeerde dat de kosten van het procederen niet in verband stonden met eerdere ondernemingsactiviteiten van eiseres.
Eiseres voerde aan dat er een afspraak was tussen haar en de Belastingdienst, waardoor zij als ondernemer werd aangemerkt. De rechtbank verwierp dit argument, omdat eiseres geen bewijs had geleverd voor het bestaan van een dergelijke afspraak. Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel faalde, omdat niet was aangetoond dat de Belastingdienst eerder had erkend dat eiseres als ondernemer kwalificeerde. De rechtbank verklaarde de beroepen van eiseres ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op.
De uitspraak benadrukt het belang van het kunnen aantonen van ondernemerschap en economische activiteiten voor het verkrijgen van teruggaaf van omzetbelasting. De rechtbank wees erop dat zonder voldoende bewijs van deze activiteiten, de teruggaaf niet kan worden verleend.