ECLI:NL:RBDHA:2021:5197

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 mei 2021
Publicatiedatum
20 mei 2021
Zaaknummer
NL21.3824
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Afghaanse eiser op grond van ongeloofwaardigheid van verklaringen over bekering tot atheïsme

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Afghaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de verweerder als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 8 april 2021, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De eiser stelde dat hij zich had afgewend van de Islam en zichzelf als atheïst beschouwde, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser ongeloofwaardig waren. De rechtbank weegt hierbij de inconsistenties in de verklaringen van de eiser mee, zoals zijn verklaringen over zijn geloofsovertuiging en de berichten die hij op sociale media plaatste over de Islam. De rechtbank concludeert dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Afghanistan een reëel risico loopt op ernstige schade, en dat hij niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank verklaart het beroep van de eiser ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.3824

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Mackic).

ProcesverloopBij besluit van 9 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g. Verder heeft verweerder aan eiser geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en geen uitstel van vertrek verleend.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.3825, plaatsgevonden op 8 april 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H.C. Khanna. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Afghaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag]
1996. Eiser heeft al eerder meerdere asielaanvragen ingediend. Op 26 april 2019 heeft eiser een vijfde aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag is bij beschikking van 2 augustus 2019 niet-ontvankelijk verklaard. Op 24 september 2020 heeft eiser de onderhavige aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 28 Vw. Eiser heeft aan de huidige asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij zich heeft afgewend van de Islam en dat hij zichzelf een atheïst beschouwd.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante
elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Afwending van de Islam en bekering tot het atheïsme.
Verweerder acht element 1 geloofwaardig en element 2 niet geloofwaardig. Eiser kan volgens verweerder niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en het geloofwaardig geachte element onder 1 is volgens verweerder onvoldoende zwaarwegend om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw 2000.
3. Eiser voert in beroep aan dat zijn afwending van de Islam en de bekering tot
het atheïsme ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht. Eiser stelt dat hij voldoende concreet, gedetailleerd, gevoelig en overtuigend heeft verklaard over zijn proces tot bekering. Hij heeft daarbij ook inzichtelijk gemaakt wat de effecten zijn van de verandering van geloof. Verweerder heeft daarentegen onvoldoende gemotiveerd waarom de verklaringen van eiser als vaag en tegenstrijdig zijn aangemerkt. Zo heeft eiser verklaard dat het kijken van de film PK voor hem de reden vormt dat hij is gaan twijfelen aan de Islam, waarna hij een bewustwordingsproces is ingegaan. Eiser kan voorts niet inzien waarom verweerder een groot belang hecht aan zijn verklaringen omrent de theorieën van Darwin en Hawkins, het zijn van atheïst is niet verbonden met deze theorieën. Een atheïst is simpelweg iemand die niet in God gelooft, het betekent niet dat hij van allerlei andere theorieën op de hoogte moet zijn. Dat eiser heeft verklaard dat mensen door God worden gestraft, moet worden gezien als een uitdrukking zoals ‘boontje komt om zijn loontje’. Omdat eiser weet dat zijn vader en anderen wel streng vasthouden aan het geloof, loopt eiser niet te koop met zijn atheïsme. Dit doet echter niet af aan zijn innerlijke overtuiging. Ondertussen heeft eiser ook aan zijn vader verteld dat hij atheïst is, dit benadrukt volgens eiser zijn atheïsme. Ook de conclusie die verweerder verbindt aan het feit dat hij berichten over de Islam heeft geplaatst op zijn facebookpagina, is buitenproportioneel en onterecht.
Bij terugkeer naar Afghanistan loopt eiser dan ook een reëel risico op ernstige schade. Eiser is gekoppeld aan een Islamitische vrouw met wie hij gedwongen moet huwen op het moment dat hij terugkeert naar Afghanistan. De familie van die vrouw is streng Islamitisch en zal zijn afvalligheid niet accepteren.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt
heeft gesteld dat eiser ongeloofwaardig heeft verklaard. Verweerder heeft hierbij de verklaringen van eiser over zijn schuldgevoelens meegewogen. Echter dat eiser met deze verklaringen in zekere mate zijn relaas persoonlijk heeft gemaakt, betekent niet dat dit opweegt tegen de overige verklaringen die eiser heeft afgelegd en die verweerder niet ten onrechte als vaag en tegenstrijdig heeft aangemerkt. Zo stelt verweerder niet ten onrechte dat eiser vaag blijft over de theorie van Darwin en daarmee niet overtuigend maakt wat hij zelf zo overtuigend vond aan deze theorie. Verweerder heeft het voorts niet ten onrechte ongerijmd geacht dat eiser enerzijds stelt niet in een God te geloven en anderzijds verklaart dat de personen die nog geloven in een God gestraft worden door God. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat de verklaring van eiser dat hij zich niets aantrekt van anderen tegenstrijdig is met zijn verklaring dat hij het atheïsme niet uit, uit respect voor zijn vader en andere gelovigen. Verweerder merkt voorts terecht op dat eiser enerzijds stelt atheïst te zijn, maar desondanks wel actief berichten over de Islam op Facebook plaatst. Zeker nu deze berichten haaks staan op het feit dat eiser stelt dat hij in deze periode niet bezig was met religie. Verweerder heeft echter op de facebookpagina van eiser meerdere berichten gevonden waarbij zaken over de Islam en uitspraken van moslimgeleerden zijn gedeeld in de periode van 2015 tot 2020. Eiser verklaart hierover aanvankelijk dat hij dit heeft gedaan uit angst, maar later verklaart hij dat hij deze berichten deelde omdat hij het mooi vond dat begrip werd getoond voor zwakkeren in de samenleving en dat de imam zijn emotie toonde. Zoals verweerder heeft opgemerkt zijn deze verklaringen echter niet in lijn met elkaar. Eiser verklaart tevens dat het bekijken van de film PK een concreet moment is waarop hij overtuigd was van het standpunt dat niet geloven wellicht aannemelijker is dan wel gelovig zijn. Verweerder stelt niet ten onrechte dat dit een stellige verklaring is, echter later verklaart eiser dat hij in de periode na het zien van de film nog zoekende was en ‘niet echt’ meer geloofde. Dit heeft verweerder niet ten onrechte tegenstrijdig geacht met de verklaring dat het voor eiser al in 2015 vast stond dat alle godsdiensten leugens zijn.
5. Eiser heeft verder gesteld dat hij gekoppeld is aan een vrouw in Afghanistan en niet
met haar kan trouwen, omdat hij afvallig is. Deze stelling wordt door de rechtbank niet gevolgd, omdat niet geloofwaardig wordt geacht dat eiser afvallig is. Verweerder heeft daarom ook niet geloofwaardig mogen achten dat hij in verband hiermee problemen zal ondervinden in Afghanistan. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Afghanistan een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM.
6. Eiser verzoekt verder de rechtbank de inhoud van de stukken in eerste
aanleg als herhaald en ingelast te beschouwen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd is ingegaan op hetgeen eiser eerder heeft aangevoerd. Voor zover eiser in beroep niet heeft geconcretiseerd op welke punten de motivering van het bestreden besluit ontoereikend is, kan de enkele verwijzing naar eerdere stukken in beroep niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
7. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid,
aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.Y. Majoor, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.