ECLI:NL:RBDHA:2021:5198

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2021
Publicatiedatum
20 mei 2021
Zaaknummer
NL21.3809
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid van identiteit en herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Iraakse nationaliteit claimende vreemdeling, zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, op basis van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had eerder, in 2015, een asielaanvraag ingediend, die ook was afgewezen, maar deze was later door de rechtbank vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel had gehandeld door eiser niet tijdig te informeren over relevante informatie van het Team Onderzoek Expertise Land en Taal (TOELT).

Tijdens de zitting op 8 april 2021, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, werd de geloofwaardigheid van zijn identiteit, nationaliteit en herkomst ter discussie gesteld. De rechtbank concludeerde dat de door eiser overgelegde identiteitsdocumenten vals waren en dat zijn verklaringen over zijn herkomst en leefomgeving niet geloofwaardig waren. De rechtbank baseerde haar oordeel op taalkundig onderzoek van TOELT, dat concludeerde dat eiser niet de taal sprak die typisch is voor zijn geclaimde herkomstgebied. Eiser had ook een contra-expertise ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat deze niet voldoende was om de conclusies van TOELT te weerleggen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de Staatssecretaris zich op het standpunt had mogen stellen dat eiser zijn identiteit en herkomst niet aannemelijk had gemaakt. De rechtbank weigerde ook om een derde deskundige in te schakelen, omdat de rapporten van TOELT voldoende onderbouwd waren. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, en is openbaar gemaakt op 10 mei 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.3809

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. G.E. Jans),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Mackic).

ProcesverloopBij besluit van 10 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder onder meer de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, Vw.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.3810, plaatsgevonden op 8 april 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Ahmad. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Iraakse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 1990.
Eiser heeft 20 november 2015 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 28 van Vw 2000. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij Irak is ontvlucht door vrees voor IS.
2. De asielaanvraag van eiser is bij besluit van 30 juni 2017 als kennelijk ongegrond
afgewezen. Het hiertegen ingediende beroep is bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 28 juli 2017 gegrond verklaard en het besluit is vernietigd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hiertegen ingediende hoger beroep ongegrond verklaard. In de uitspraak van de zittingsplaats Haarlem is overwogen dat verweerder in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld door eiser niet in de besluitvormingsfase tijdig het weerwoord van Team Onderzoek Expertise Land en Taal (TOELT) toe te zenden, zodat eiser hierop niet meer heeft kunnen reageren.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante
elementen:
1. herkomst, identiteit en nationaliteit;
2. algemene vrees voor IS in Irak.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser zijn gestelde Iraakse identiteit, nationaliteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt en dat eiser de Minister heeft misleid over zijn identiteit en nationaliteit nu hij valse Iraakse identificerende documenten heeft overgelegd. Voorts heeft verweerder gesteld dat eiser onjuiste informatie over zijn directe leefomgeving heeft gegeven. Bovendien blijkt uit taalkundig onderzoek dat eiser niet de taal en het dialect spreekt zoals in het gestelde gebied en land van herkomst wordt gesproken. Gelet hierop is het niet geloofwaardig dat eiser de door hem gestelde Iraakse nationaliteit en herkomst heeft, zodat verweerder geen geloof hecht aan de door eiser afgelegde verklaringen omtrent de problemen die hij stelt te hebben ondervonden in Irak.
4. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte zijn herkomst niet aannemelijk heeft
geacht. Eiser heeft daartoe toegelicht waarom hij alleen Kirmanji heeft gesproken. Eiser stelt verder dat zijn vader de identiteitskaart, die vals is bevonden, voor hem heeft opgevraagd en ingediend en dat eiser zelf analfabeet is. Voorts heeft eiser aangevoerd dat verweerder niet uit kan gaan van het rapport van TOELT, gelet op de door eiser overgelegde contra-expertise van de Taalstudio en de reactie van de Taalstudio op het weerwoord van TOELT. Eiser meent dat verweerder, gezien de inhoud van de door eiser ingediende stukken van de Taalstudio, ten onrechte blijft vasthouden aan het rapport van TOELT. Bovendien heeft verweerder eiser onvoldoende in staat gesteld op de laatste stukken van TOELT te reageren. Verweerder is kennelijk vooringenomen. Tot slot heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld door het laatste weerwoord van TOELT pas bij de beschikking van 10 maart 2021 mee te sturen, zodat eiser daar niet meer op kon reageren. Eiser dient dan ook (wederom) in staat te worden gesteld om te reageren op het laatste weerwoord van TOELT, dan wel dient de rechtbank zelf een derde deskundige in te schakelen.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
Woon- en leefomgeving
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser onjuiste verklaringen heeft afgelegd
over zijn gestelde woon- en leefomgeving. In het rapport van TOELT van
18 oktober 2016 is geconcludeerd dat eisers kennis over zijn woonomgeving aan de magere kant is. TOELT merkt verder op dat van een herder verwacht mag worden dat hij meer gedetailleerde kennis heeft van lokale plaatsnamen en de uitspraak van plaatsnamen hanteert zoals die ter plaatse gangbaar is. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het feit dat eiser een analfabeet en schaapsherder is, niet maakt dat niet van hem verwacht mag worden dat hij kan verklaren over dergelijke elementen van zijn dagelijkse woon- en leefomgeving. De deskundige van de Taalstudio heeft gesteld dat:

The applicant is asked few questions about his place of origin. He names neighbouring locations. He also describes dishes and festivities. These are by and large generic in the region and I am unable to comment on the reliability of the information to the extent that it may support an origin in a specific location.
De rechtbank stelt vast dat de deskundige van de Taalstudio zich niet specifiek over dit punt heeft uitgelaten. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de conclusie van TOELT dat de topografische kennis van eiser aan de magere kant is, niet te volgen.
Taalanalyse
7. In het rapport van TOELT van 1 december 2016 is het volgende geconcludeerd:

5. Resultaat
- Op grond van zijn Kurmanji-spraak en op grond van zijn talenkennis (geen Arabisch, wel Turks) is de vreemdeling eenduidig NIET te herleiden tot de spraakgemeenschap van lrak.
- De Kurmanji-spraak van de vreemdeling bevat elementen die mogelijk wijzen op een herkomst uit Turkije.
6. Achtergrond taalanalist
De analist SOR 3 is geboren en getogen in Irak. Hij spreekt Sorani-Koerdisch als eerste taal, en daarnaast Turkmeens en Arabisch, alle op moedertaalniveau. Hij heeft een academische opleiding voltooid in een taalkundig vak.”
Eiser heeft in reactie op dit rapport van TOELT een contra-expertise van de Taalstudio van 2 juni 2017 ingediend. Dit rapport is gedeeltelijk gebaseerd op de ‘Manchester database’. In de conclusie is onder meer vermeld:
“(…)
From this I conclude that the applicant’s linguistic profile as evidenced by the recording is fully consistent with an origin in Sinjar in Iraq.”
In het weerwoord hierop van TOELT van 28 juni 2017 is geconcludeerd dat het overgelegde rapport van de Taalstudio voor TOELT geen aanleiding geeft om het oordeel zoals gegeven in het rapport van 1 december 2016, te herzien. TOELT merkt hierbij op dat, voor zover bekend, de anonieme onderzoeker van de Taalstudio, RRTW, niet afkomstig is uit Irak en dat hij de taalsituatie in het door eiser gestelde herkomstgebied niet uit eigen waarneming kent. Verder bevat het rapport van RRTW geen duidelijke, expliciete conclusie voor wat betreft de herkomst of levensloop van eiser. De contra-expert past geen expliciete schaal van zekerheden toe en daarnaast zijn de bevindingen niet volledig en deels onjuist uitgelegd, zodat de conclusie onhoudbaar is. Zo heeft de contra-expert volgens TOELT weinig tot geen aandacht besteed aan het zeer relevante feit dat eiser niet in staat is om Arabisch te spreken.
Vervolgens heeft de Taalstudio op 11 juni 2020 weer gereageerd op dit weerwoord van TOELT. Hierbij is onder meer ingegaan op de tegenwerpingen van TOELT zoals hiervoor kort weergegeven. De Taalstudio heeft in haar reactie opgemerkt dat TOELT vraagtekens zet bij de betrouwbaarheid van de Manchester Database of Kurdish Dialects, en heeft uiteen gezet waarom deze database volgens de Taalstudio wel betrouwbaar is.
Op 16 september 2020, heeft TOELT wederom gereageerd. In deze reactie is onder meer het volgende vermeld:
“(…) dat TOELT twijfels heeft ten aanzien van de betrouwbaarheid van de zgn. Manchester Database of Kurdish Dialect. Deze twijfels worden door hetgeen RRTW/Matras aanvoert niet weggenomen. Afgezien van het feit dat RRTW/Matras zelf de initiatiefnemer en auteur is van de MDKD, zegt een recent verschenen wetenschappelijk artikel het volgende over herkomst van de gegevens voor het Kurmanji in de database, en de bruikbaarheid ervan:
(…) the Kurmanji speakers are largely male (78%) and university educated (69%), with 48% aged between 20 and 29 years. Thus, the Kurmanji data are not balanced in the way typical of a sociolinguistic corpus. Obviously, the database is at present too limited to serve as the sole reference for a conclusion to be derived inductively ‘in relation to the intersection of isoglosses’, as Matras suggests (Hoskin et al. 2019, blz. 261)
“(…) De Kurmanji-sprekers [die gegevens leverden voor de database] zijn grotendeels mannelijk (78%) en universitair geschoold (69%), met 48% tussen de 20 en 29 jaar. De Kurmanji-gegevens zijn dus niet evenwichtig op de manier die kenmerkend is voor een sociolinguïstisch corpus. Het is duidelijk dat de database momenteel te beperkt is om als enige referentie te dienen voor een conclusie die inductief kan worden afgeleid ‘in relatie tot de kruising van isoglossen’, zoals Matras suggereert.” (Vertaling TOELT)”
RRTW/Matras heeft in een recent artikel zijn werkwijze beschreven die hij volgens eigen opgave standaard toepast bij alle door hem ondernomen tegenonderzoeken (Matras 2018), waaronder ook zijn rapport in de onderhavige zaak. Deze werkwijze wordt geanalyseerd in het artikel van Hoskin, Cambier-langeveld en Foulkes (2019). Zij stellen vast dat deze werkwijze bestaat “niet uit het leveren van een objectieve second opinion, maar uit het pareren van eerdere negatieve bevindingen door te onderzoeken of de taalkundige feiten op de een of andere manier ook binnen het relaas van de sollicitant kunnen worden verklaard” (not to supply an objective second opinion but to counter previous negative findings by investigating whether the linguistic facts could somehow also be accounted for within the applicant’s story)
(Hoskin et al. 2019, blz. 272).
Hoskin et al. stellen vast dat daarmee de werkwijze van RRTW/Matras “duidelijk in strijd [is] met vaste forensische grondbeginselen” (clearly contrary to established forensic principles), en dat toepassing ervan mogelijk leidt tot misleidende conclusies (misleading conclusions) (Hoskin, Cambier-langeveld en Foulkes 2019, blz. 273).”
8. De rechtbank dient nu te beoordelen of er aanleiding is om eiser wederom in staat te
stellen om de deskundige van de Taalstudio te laten reageren dan wel een derde deskundige aan te stellen. Eiser stelt dat hij in ieder geval de gelegenheid moet krijgen om te reageren op het laatste weerwoord van TOELT van 16 september 2020 omdat in dit weerwoord de deskundigheid van de contra-expert van de Taalstudio wordt betwist. De rechtbank stelt echter vast dat de deskundige van de Taalstudio reeds bij rapport van 11 juni 2020 is ingegaan op de betrouwbaarheid van de gebuikte Manchester database en de juistheid van de toegepaste onderzoeksmethode. De rechtbank stelt voorts vast dat TOELT in de laatste reactie met name heeft verwezen naar een wetenschappelijk artikel en een uitspraak van de rechtbank Den Haag ter onderbouwing van de reeds eerder ingenomen standpunten. De kritiek die door TOELT is geuit in het laatste weerwoord ziet dan ook niet op nieuwe punten, maar op punten die al eerder naar voren zijn gebracht en waar de deskundige van de Taalstudio dus al eerder op heeft kunnen reageren. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om eiser nogmaals in de gelegenheid te stellen om te reageren op het laatste rapport van TOELT.
De rechtbank ziet verder geen aanleiding om een derde deskundige in te schakelen. TOELT heeft gemotiveerd gesteld waarom eiser eenduidig niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap van Irak. De conclusies in het rapport van TOELT zijn inzichtelijk en concludent. In de overgelegde contra-expertise ziet de rechtbank geen aanleiding niet van de juistheid van de inhoud van het rapport van TOELT uit te kunnen gaan. Hierbij acht de rechtbank van belang dat TOELT, onder verwijzing naar een wetenschappelijk artikel, heeft onderbouwd dat er twijfels zijn aan de door de Taalstudio gebruikte database en onderzoeksmethode. De door eiser overgelegde rapporten van de Taalstudio geven om die reden dan ook geen aanleiding voor twijfel aan de inhoud van de rapporten van TOELT.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zijn besluit heeft mogen baseren op de door TOELT uitgebrachte rapporten en dat verweerder het, onder verwijzing naar deze rapporten, ongeloofwaardig heeft mogen achten dat eiser de door hem gestelde Iraakse nationaliteit heeft.
Valse documenten
9. Uit onderzoek van Bureau Documenten blijkt onder meer dat de identiteitskaart van
eiser vals is. Eiser heeft ter zitting aangevoerd dat hij alsnog in de gelegenheid wil worden gesteld een contra-expertise aan te vragen, nu verweerder hem blijft verwijten dat hij geen contra-expertise heeft laten uitvoeren.
De rechtbank stelt vast dat reeds in het voornemen van 16 december 2016 aan eiser is tegengeworpen dat de door hem overgelegde identiteitskaart vals is bevonden. Eiser heeft in reactie gesteld dat zijn vader zijn identiteitskaart heeft aangevraagd, omdat eiser zelf geen Arabisch spreekt. Eiser stelt dat hij geen enkele reden had om aan de echtheid van het document te twijfelen. Eiser zou dan ook niet willens en wetens valse documenten hebben overgelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding de zaak aan te houden om eiser in staat te stellen alsnog een contra-expertise uit te voeren. Zoals verweerder ter zitting heeft opgemerkt, had eiser een dergelijk onderzoek al eerder uit kunnen voeren, nu eiser reeds in 2016 is tegengeworpen dat hij valse documenten heeft overgelegd. Wellicht lag de nadruk eerder op de taalanalyse, maar dat doet er niet aan af dat ook het overleggen van valse documenten eiser is tegengeworpen. Daarbij sluit eiser zelf ook eigenlijk niet uit dat het document vals is.
Conclusie
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen
stellen dat de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig zijn gelet op de verklaringen over zijn leefomgeving, het overleggen van een valse identiteitskaart en het resultaat van de taalanalyse van TOELT. Nu de herkomst, identiteit en nationaliteit van eiser niet gevolgd worden, heeft verweerder geen geloof hoeven hechten aan de verklaringen van eiser over de problemen die hij heeft ondervonden in Irak. De asielmotieven van eiser hebben immers pas betekenis tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van de vreemdeling.
11. Verweerder heeft de aanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond. Het beroep
is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.Y. Majoor, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.