In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Ghanese eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met het doel om als familie- of gezinslid bij haar referent in Nederland te verblijven. De aanvraag werd echter afgewezen omdat de staatssecretaris van mening was dat er geen sprake was van een duurzame en exclusieve relatie die in voldoende mate met een huwelijk te vergelijken is. De rechtbank ontving het beroepschrift van eiseres op 7 augustus 2020, na een eerdere afwijzing van de aanvraag op 17 januari 2020 en een ongegrondverklaring van het bezwaar op 15 juli 2020.
Tijdens de zitting op 23 februari 2021 werd duidelijk dat de communicatie tussen eiseres en referent voornamelijk via WhatsApp plaatsvond, maar dat de overgelegde berichten onvoldoende bewijs boden voor de diepgang en intensiteit van hun relatie. De rechtbank oordeelde dat de WhatsApp-berichten en andere overgelegde documenten, zoals foto’s en bankoverschrijvingen, niet aantoonden dat er sprake was van een duurzame en exclusieve relatie. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat de relatie niet voldeed aan de vereisten voor verblijf als familie- of gezinslid. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.