ECLI:NL:RBDHA:2021:5249
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en toetsing aan artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, van Iraakse nationaliteit, had een asielaanvraag ingediend die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eiser geen asielmotieven had aangevoerd en dat er geen sprake was van inmenging in het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven, zoals neergelegd in artikel 8 van het EVRM. Eiser had aangevoerd dat hij naar Nederland was gekomen om zich bij zijn vrouw en kinderen te voegen, die de Nederlandse nationaliteit hebben. De rechtbank volgde eiser niet in zijn standpunt dat verweerder een positieve verplichting had om hem verblijf toe te staan op basis van dit recht. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de Staat zwaarder wegen dan die van eiser, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een vergunning op grond van artikel 8 van het EVRM rechtvaardigden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.