ECLI:NL:RBDHA:2021:5259

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2021
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
09/046013-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met vuurwapen en bezit van vuurwapens en drugs in pizzeria

Op 21 mei 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met een vuurwapen en het bezit van vuurwapens en drugs. De verdachte heeft op 17 februari 2021 in zijn pizzeria-restaurant een man bedreigd met een vuurwapen. Tijdens een confrontatie heeft hij het vuurwapen getoond en daarmee de vrees gewekt dat hij het daadwerkelijk zou gebruiken. Daarnaast is in het magazijn van de pizzeria een tas aangetroffen met vier vuurwapens, munitie en 186 pillen MDMA. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere wapens van categorie III en een aanzienlijke hoeveelheid drugs voorhanden had, wat een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, waaronder het tegen de grond duwen van het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/046013-21
Datum uitspraak: 21 mei 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam te Rotterdam.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 7 mei 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.E.M. Wösten en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. B. van Elst naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 17 februari 2021 te 's-Gravenhage de heer [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] tegen de grond te duwen en/of (vervolgens) een vuurwapen aan hem te tonen en/of (vervolgens) dat vuurwapen op hem te richten en/of gericht te houden;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 17 februari 2021 te 's-Gravenhage meerdere wapens van categorie III, onder 1 en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een omgebouwd alarmpistool, merk Tanfoglio, model GT 28, kaliber 6.35 mm en/of (daarbij behorende) munitie, te weten 5 stuks pistoolmunitie van het kaliber 6.35 mm en/of
- een dubbelloops pistool, merk Remmington, model Derringer, kaliber .38 Special en/of (daarbij behorende) munitie, te weten 27 stuks revolvermunitie van het kaliber .38 Special en/of
- een revolver, merk Taurus, kaliber .22LR en/of (daarbij behorende) munitie, te weten 9 stuks randvuurpatronen, kaliber .22LR en/of
- een semi automatisch pistool, merk Glock, model 17, kaliber 9X19mm en/of (twee daarbij passende) patroonmagazijnen, een gewoon patroonmagazijn en een zogenaamd slakkenhuismagazijn en/of (daarbij behorende) munitie te weten 61 stuks pistoolmunitie, kaliber 9 mm Luger (9X19mm) en/of
- munitie te weten 35 stuks pistoolmunitie, merk G.F.L., kaliber 9mm Luger (9x19mm) en/of
- munitie te weten 23 stuks revolvermunitie, kaliber .22LR en/of
- munitie te weten 6 stuks revolvermunitie, kaliber .38 Special en/of
- munitie te weten 27 stuks revolvermunitie, merk Sellier & Bellot, kaliber .38 Special en/of
- munitie te weten 2 stuks pistoolmunitie, merk G.F.L., kaliber 6.35mm en/of
- munitie te weten 1 stuks revolvermunitie (hagelpatroon voor revolver), merk CCI, kaliber .38
zijnde vuurwapens in de vorm van een revolver en/of pistool en/of (daarbij behorende) munitie, voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
3
hij op of omstreeks 17 februari 2021 te 's-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 186 pillen (zijnde 62,5 gram) MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de drie ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het tegen de grond duwen van [slachtoffer] en het op hem richten en/of gericht houden van een vuurwapen, zoals ten laste gelegd onder 1.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – net als de officier van justitie – op het standpunt gesteld dat de drie ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezenverklaard, met uitzondering van het tegen de grond duwen van [slachtoffer] en het op hem richten en/of gericht houden van een vuurwapen, zoals ten laste gelegd onder 1.
3.3.
Opgave van bewijsmiddelen feiten 2 en 3
Nu de verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft bekend tegenover de politie en deze bekentenis heeft herhaald ter zitting en door zijn raadsman hiervoor geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2021046026, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-West, basisteam Overbosch, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 90).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van
7 mei 2021;
2. Proces-verbaal van bevindingen inzake onderzoek wapens en munitie (alarmpistool Tanfoglio) d.d. 17 februari 2021, blz. 31-34;
3. Proces-verbaal van bevindingen inzake onderzoek wapens en munitie (dubbelloops pistool Remmington) d.d. 17 februari 2021, blz. 35-37;
4. Proces-verbaal van bevindingen inzake onderzoek wapens en munitie (revolver Taurus) d.d. 17 februari 2021, blz. 38-40;
5. Proces-verbaal van bevindingen inzake onderzoek wapens en munitie (Glock) d.d. 17 februari 2021, blz. 41-44;
6. Proces-verbaal van bevindingen inzake onderzoek wapens en munitie (munitie) d.d. 17 februari 2021, blz. 45-50;
7. Proces-verbaal van bevindingen inzake onderzoek drugs d.d. 17 februari 2021, blz. 51-54;
8. Proces-verbaal van bevindingen inzake onderzoek drugs d.d. 6 april 2021, blz. 87a-87c;
9. Het geschrift, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 31 maart 2021, zaaknummer 2021.03.31.039 (aanvraag 001), blz. 86;
10. Het geschrift, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 31 maart 2021, zaaknummer 2021.03.31.039 (aanvraag 002), blz. 87.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen feit 1
De rechtbank heeft hierna de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 17 februari 2021, voor zover inhoudende (blz. 7-8):
Op 17 februari 2021 had ik afgesproken met [verdachte] in de pizzeria aan de [adres] te ‘s-Gravenhage. Ik was in het restaurant met [verdachte] en al snel escaleerde dit. Ik zag dat [verdachte] een pistool uit een koksjas pakte en in zijn rechterhand had. Ik voelde mij ernstig bedreigd en ik was erg bang.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, op 19 februari 2021 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, voor zover inhoudende:
Ik heb wel een pistool in mijn handen gehad. Hij heeft het wel gezien. Ik kan best begrijpen dat dat er bedreigend uitziet.
3.5.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is op grond van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen. Door het tonen van het pistool, nadat de verdachte en [slachtoffer] een stevige woordenwisseling hebben gehad, heeft bij [slachtoffer] de redelijke vrees kunnen ontstaan dat de verdachte het pistool daadwerkelijk zou gebruiken om op hem te schieten, met mogelijk dodelijke afloop.
De rechtbank zal, conform het standpunt van de officier van justitie en de verdediging, de verdachte vrijspreken voor zover hem ten laste is gelegd dat hij [slachtoffer] tegen de grond heeft geduwd en/of het vuurwapen op hem heeft gericht en/of gericht gehouden, nu daarvoor onvoldoende steun is te vinden in andere bewijsmiddelen dan de aangifte.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 17 februari 2021 te ʼs-Gravenhage de heer [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer] een vuurwapen te tonen;
2
hij op 17 februari 2021 te ʼs-Gravenhage meerdere wapens van categorie III, onder 1 en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
  • een omgebouwd alarmpistool, merk Tanfoglio, model GT 28, kaliber 6.35 mm en (daarbij behorende) munitie, te weten 5 stuks pistoolmunitie van het kaliber 6.35 mm en
  • een dubbelloops pistool, merk Remmington, model Derringer, kaliber .38 Special en (daarbij behorende) munitie, te weten 27 stuks revolvermunitie van het kaliber .38 Special en
  • een revolver, merk Taurus, kaliber .22LR en (daarbij behorende) munitie, te weten 9 stuks randvuurpatronen, kaliber .22LR en
  • een semi automatisch pistool, merk Glock, model 17, kaliber 9x19mm en (twee daarbij passende) patroonmagazijnen (een gewoon patroonmagazijn en een zogenaamd slakkenhuismagazijn) en (daarbij behorende) munitie te weten 61 stuks pistoolmunitie, kaliber 9 mm Luger (9x19mm) en
  • munitie te weten 35 stuks pistoolmunitie, merk G.F.L., kaliber 9mm Luger (9x19mm) en
  • munitie te weten 23 stuks revolvermunitie, kaliber .22LR en
  • munitie te weten 6 stuks revolvermunitie, kaliber .38 Special en
  • munitie te weten 27 stuks revolvermunitie, merk Sellier & Bellot, kaliber .38 Special en
  • munitie te weten 2 stuks pistoolmunitie, merk G.F.L., kaliber 6.35mm en
  • munitie te weten 1 stuks revolvermunitie (hagelpatroon voor revolver), merk CCI, kaliber .38
zijnde vuurwapens in de vorm van een revolver en pistool en (daarbij behorende) munitie, voorhanden heeft gehad;
3
hij op 17 februari 2021 te ʼs-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad 186 pillen (zijnde 62,5 gram) MDMA, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder met het feit dat hij hard heeft gewerkt, daar door zijn werkgever (tevens verhuurder) nauwelijks voor is beloond en door de verhuurder/werkgever en [slachtoffer] ‘’uit zijn pizzeria is gepest’’.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft in zijn pizzeria-restaurant een man bedreigd met een vuurwapen. Dit moet voor de man in kwestie een beangstigende situatie zijn geweest. De verdachte had bovendien in het magazijn van de pizzeria een tas met vier vuurwapens, een grote hoeveelheid bijbehorende munitie en 186 pillen MDMA voorhanden. Een van die vuurwapens betrof bovendien een semiautomatisch pistool. Ook is, naast een gewoon patroonmagazijn, een zogenoemd’’ slakkenmagazijn’’ aangetroffen, dat het mogelijk maakt om in korte tijd een groot aantal patronen af te schieten.
De verklaring van de verdachte dat hij de tas met vuurwapens en drugs heeft gevonden, acht de rechtbank – voor zover deze verklaring al aannemelijk zou zijn – volstrekt onvoldoende om het bezit van de vuurwapens en drugs te rechtvaardigen. Het voorhanden hebben van vuurwapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het is verder algemeen bekend dat drugs, mede vanwege de verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. In de bij de verdachte aangetroffen hoeveelheden zijn deze middelen over het algemeen bestemd voor de handel. De handel in verdovende middelen, zoals de bij verdachte aangetroffen MDMA pillen, gaat gepaard met overlast in de samenleving.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 21 april 2021. Daaruit blijkt dat de verdachte de afgelopen vijf jaren niet voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is voor bedreiging met een vuurwapen als uitgangspunt vermeld een gevangenisstraf van 4 maanden. Voor het aanwezig hebben van harddrugs met een gewicht tussen 50 en 100 gram (bij één pil wordt uitgegaan van 0,5 gram) is als uitgangspunt vermeld een taakstraf van 150 uur.
Ten aanzien van de aangetroffen vuurwapens zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten straftoemeting “vuurwapens en explosieven” van de rechtbank Amsterdam. Deze oriëntatiepunten gaan voor het bezit van een pistool in een woning uit van een gevangenisstraf van 6 maanden en voor het bezit van een automatisch vuurwapen in een woning van een gevangenisstraf van 12 maanden. Voor het bezit van meer dan 100 stuks munitie geldt als uitgangspunt een taakstraf van 50 uur. De verdachte heeft vier vuurwapens voorhanden gehad, waarvan één semiautomatisch vuurwapen, waarbij een slakkenmagazijn is aangetroffen. De vuurwapens zijn bovendien aangetroffen in combinatie met harddrugs. De rechtbank weegt dit mee als strafverzwarende omstandigheden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf. Zij acht een gevangenisstraf van drie jaren passend en geboden.
Deze straf is lager dan de strafeis van de officier van justitie, nu de rechtbank – anders dan de officier van justitie – niet aansluit bij de oriëntatiepunten voor het bezit van een vuurwapen in de publieke ruimte, aangezien de verdachte de tas met de vuurwapens bewaarde in het magazijn van de pizzeria, dat niet onmiddellijk voor het publiek toegankelijk is. Op het moment dat de verdachte [slachtoffer] in de pizzeria bedreigde met een vuurwapen, was de pizzeria voor het publiek gesloten.

7.De vordering van de benadeelde partij

7.1
Inleiding
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.884,78, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 1.500,- aan immateriële schade (€ 750,- vanwege pols- en rugklachten door een duw en € 750,- vanwege angstgevoelens en een posttraumatische stressstoornis (PTSS) door de bedreiging met een vuurwapen) en € 384,78 aan proceskosten.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. De schadevergoeding als verzocht moet volgens haar gematigd worden, omdat het duwen volgens haar niet wettig en overtuigend te bewijzen is en verder niet is onderbouwd of bij [slachtoffer] daadwerkelijk een psychische stoornis is vastgesteld. Ten aanzien van de proceskosten moet worden aangesloten bij het liquidatietarief in het civiele recht. Een motivering waarom daarvan door de benadeelde partij is afgeweken, ontbreekt.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat sprake is van eigen schuld aan de kant van [slachtoffer] . Dat [slachtoffer] daadwerkelijk pols- en rugklachten en PTSS heeft overgehouden aan het treffen met de verdachte, is volgens hem niet gemotiveerd en niet aannemelijk.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op gestelde schade als gevolg van een duw, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien
de verdachte van het feit waarop dat gedeelte van de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op angstgevoelens en PTSS door de bedreiging met een vuurwapen, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de verdachte betwist en namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde golden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
3 (DRIE) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. van der Ven, voorzitter,
mr. L.K. van Zaltbommel, rechter,
mr. F.X. Cozijn, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. Scholten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 mei 2021.