ECLI:NL:RBDHA:2021:5533
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en verblijfsvergunning voor bepaalde tijd
In deze zaak heeft eiser op 29 augustus 2019 een asielaanvraag ingediend in Nederland, welke op 18 januari 2021 door de staatssecretaris is ingewilligd. Eiser ontving een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, geldig tot 29 augustus 2024. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank, omdat hij een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd wenst. De rechtbank heeft besloten om geen mondelinge behandeling te houden, omdat het schriftelijke dossier voldoende informatie bevatte.
De rechtbank moest beoordelen of het besluit van de staatssecretaris om de aanvraag van eiser in te willigen en hem een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te verlenen, juist was. Eiser stelde dat hij recht had op een asielvergunning voor onbepaalde tijd vanwege problemen die hij had ondervonden met zijn eerste W-document, dat door een ander was misbruikt. Hij verzocht ook om permanente opvang in plaats van tijdelijke opvang.
De rechtbank oordeelde dat eiser niet aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd voldeed, aangezien de wet bepaalt dat een vreemdeling pas na vijf jaar een aanvraag voor een vergunning voor onbepaalde tijd kan indienen. De rechtbank kon de asielvergunning voor bepaalde tijd niet omzetten naar een vergunning voor onbepaalde tijd en was ook niet bevoegd om te beslissen over permanente opvang. Eiser werd geadviseerd om hulp te vragen bij de gemeente voor permanente opvang.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het beroep van eiser ongegrond was en verklaarde het beroep ongegrond. Deze uitspraak werd gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar uitgesproken op 6 mei 2021.