ECLI:NL:RBDHA:2021:5550

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
1 juni 2021
Zaaknummer
SGR 20/4505
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegemoetkoming in bezwaar en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke kinderbijslagzaak

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 1 juni 2021, heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, dat haar kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor het vierde kwartaal van 2019 had toegekend. Eiseres was het niet eens met het bestreden besluit van 28 mei 2020, waarin haar bezwaar ongegrond werd verklaard. Na het indienen van beroep heeft er een zitting plaatsgevonden op 20 april 2021, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. Tijdens deze zitting heeft verweerder besloten om tegemoet te komen aan het beroep van eiseres door haar ook kinderbijslag voor het derde kwartaal van 2019 in het vooruitzicht te stellen. Hierdoor trok eiseres haar beroep in en verzocht om een vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft overwogen dat, ingevolge artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten wanneer het geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoetkomt. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder aan eiseres tegemoet is gekomen door de kinderbijslag voor het derde kwartaal van 2019 in het vooruitzicht te stellen. Het verzoek om proceskostenveroordeling is toegewezen, waarbij de kosten die eiseres heeft gemaakt voor de behandeling van het beroep zijn vastgesteld op € 1.068,-. Daarnaast is het betaalde griffierecht van € 48,- door verweerder aan eiseres vergoed.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4505

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R. Verspaandonk),
en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: drs. W. van den Berg).

Procesverloop

Bij besluit van 5 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder vanaf het vierde kwartaal van 2019 kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) aan eiseres toegekend.
Bij besluit van 28 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skype plaatsgevonden op 20 april 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Tijdens de zitting heeft verweerder besloten tegemoet te komen aan het beroep van eiseres door haar ook voor het derde kwartaal van 2019 kinderbijslag in het vooruitzicht te stellen. Eiseres heeft haar beroep vervolgens ingetrokken en verzocht om een vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen een veroordeling in de proceskosten en een vergoeding van het griffierecht.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld.
2. Het staat vast dat verweerder aan eiseres tegemoet is gekomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb door haar alsnog kinderbijslag voor het derde kwartaal van 2019 in het vooruitzicht te stellen. Het verzoek om een proceskostenveroordeling wordt daarom toegewezen.
3. De rechtbank veroordeelt verweerder in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht komt de door een derde beroepsmatig verleende bijstand voor vergoeding in aanmerking. In dit geval worden de kosten die daarvoor door eiseres zijn gemaakt vastgesteld op € 1.068.- (één punt voor het indienen van een beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 534,- per punt en een wegingsfactor 1).
4. De rechtbank wijst erop dat het in deze zaak betaalde griffierecht van € 48,- op de voet van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb tevens door verweerder aan eiseres moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Pereth, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.