ECLI:NL:RBDHA:2021:5577

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
C/09/595508 / FA RK 20-4269
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van ouderlijk gezag en ondertoezichtstelling van een minderjarige met autistische stoornis en ADHD

In deze zaak heeft de kinderrechter op 28 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het ouderlijk gezag en ondertoezichtstelling van een 15-jarige jongen, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De minderjarige verblijft sinds november 2019 bij zijn vader en grootouders, en heeft geen contact meer met zijn moeder. De vader, [Y], heeft verzocht om alleen met het gezag over [voornaam minderjarige] te worden belast, terwijl de moeder, [X], zich verzet tegen dit verzoek en gezamenlijk gezag wenst. De Raad voor de Kinderbescherming heeft een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verzocht, omdat de minderjarige zich onveilig voelt bij de moeder en er zorgen zijn over zijn ontwikkeling.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] een sterke eigen wil heeft en dat hij gediagnosticeerd is met een autistische stoornis en ADHD. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is dat de vader alleen met het gezag wordt belast, gezien de feitelijke situatie waarin hij al anderhalf jaar bij zijn vader en grootouders verblijft. De machtiging tot uithuisplaatsing is afgewezen, omdat het hoofdverblijf van [voornaam minderjarige] formeel bij de moeder is. De kinderrechter heeft ook de ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar toegewezen, om de situatie te stabiliseren en contactherstel tussen de minderjarige en zijn moeder te bevorderen.

De kinderrechter benadrukt dat deze beslissing geen diskwalificatie van de moeder inhoudt, maar gericht is op de stabiliteit en het welzijn van [voornaam minderjarige]. De ouders zijn verzocht om samen te werken aan de verbetering van de communicatie en de betrokkenheid van de moeder bij de opvoeding van de minderjarige te waarborgen. De kinderrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, gezien de familierechtelijke aard van de procedure.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekest- en zaaknummer:
FA RK 20-4269 en C/09/595508 (gezag)
JE RK 21-877 en C/09/610539 (ondertoezichtstelling en muhp)
Datum beschikking: 28 mei 2021

Gezag, ondertoezichtstelling en afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing

Beschikking op het op 19 mei 2020 ingekomen verzoek (C/09/595508) van:

[Y] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [geboorteplaats] ,
advocaat: mr. I.G.M. van Gorkum te ’s-Gravenhage .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [geboorteplaats] ,
advocaat: mr. M. Verschoor te Rozenburg (Zuid-Holland).
Als informant zijn aangemerkt:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling/JBwest,

[grootouder 1] en [grootouder 2] ,

de grootouders vaderszijde,
wonende te [woonplaats 2] .
en
Beschikkingin de zaak naar aanleiding van het op 13 april 2021 ingekomen verzoekschrift (C/09/610539) van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de raad),
tot een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing.
waarin als belanghebbenden zijn aangemerkt:
de moeder, voornoemd,
de vader, voornoemd,
de grootouders vaderszijde.
en als informant is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling, voornoemd.
Procedure
De kinderrechter heeft op 19 mei 2020 het verzoek ten aanzien van het ouderlijk gezag van de vader ontvangen (C/09595508).
Bij vonnis in kort geding van 24 juli 2020 (C/09/593443, KG ZA 20-459) heeft de voorzieningenrechter – voor zover hier van belang – ten behoeve van de bodemprocedure de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) verzocht een onderzoek te doen.
De raad heeft onderzoek verricht en zijn bevindingen genoteerd in het rapport van 9 april 2021 (kenmerk [kenmerk] ). Uit het rapport blijkt dat het onderzoek is uitgebreid naar een beschermingsonderzoek. De raad heeft op 13 april 2021 een verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] ingediend, geregistreerd onder zaak- en rekestnummer C/09/609337/ JE RK 21-655.
De kinderrechter heeft op 14 mei 2021 van de zijde van de moeder een verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoekschrift in de gezagszaak, en een verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoekschrift gericht tegen het verzoek van de raad.
Op 12 mei 2021 heeft ter zitting van deze kinderrechter een
gecombineerde behandelingplaatsgevonden van beide verzoeken.
Ter zitting zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • namens de raad: [medewerker RvdK] ;
  • namens de gecertificeerde instelling: [medewerker] ;
  • de grootouders vaderszijde.
De minderjarige [voornaam minderjarige] is in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het verzoek.

Verzoek en verweer

De vader verzoekt, na wijziging ter zitting:
primair: te bepalen dat hij voortaan alleen met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] zal zijn belast;
subsidiair:
 te bepalen dat hij voortaan samen met de moeder met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] zal zijn belast;
 te bepalen dat [voornaam minderjarige] zijn hoofdverblijf hem zal hebben;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
Het verzoek van de raad strekt tot ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de periode van één jaar en tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader en de grootouders vaderszijde voor de periode van negen maanden, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Ter zitting heeft de raadsvertegenwoordiger subsidiair verzocht allebei deze termijnen op negen maanden te bepalen.
De moeder verzoekt, indien de kinderrechter van oordeel is dat zij niet langer alleen met het gezag over [voornaam minderjarige] dient te zijn belast, de ouders gezamenlijk met het gezag over [voornaam minderjarige] te belasten. De moeder verweert zich tegen het verzoek van de vader om hem voortaan alleen met het gezag over [voornaam minderjarige] te belasten. Verder verzoekt de moeder, bij bepaling van het hoofdverblijf van [voornaam minderjarige] bij de vader, een zorgregeling vast te stellen waarbij [voornaam minderjarige] drie in onderling overleg af te spreken dagen per week bij haar verblijft, althans een zodanige regeling vast te stellen als de kinderrechter juist acht.
De vader voert hiertegen verweer.

Feiten

  • Uit de affectieve relatie tussen de vader en de moeder is geboren het volgende nu nog minderjarige kind: [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2005 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
  • [voornaam minderjarige] is erkend door de vader.
  • De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] belast.
  • [voornaam minderjarige] verblijft sinds november 2019 feitelijk bij de vader en de grootouders vaderszijde.

Beoordeling

De kinderrechter ziet aanleiding om de verzoeken, gelet op de onderlinge verwevenheid, gezamenlijk te beoordelen en in één beschikking af te doen.
Uit het onderzoek van de raad komt het volgende naar voren. [voornaam minderjarige] is een 15-jarige jongen met een sterke eigen wil. Hij is gediagnosticeerd met een autistische stoornis en ADHD. De moeder heeft het eenhoofdig gezag over hem. De ouders hebben al vrijwel gedurende het gehele leven van [voornaam minderjarige] onenigheid over de omgangsregeling. Desondanks verbleef [voornaam minderjarige] vrijwel altijd in de weekenden bij de vader. Eind november 2019 heeft [voornaam minderjarige] te kennen gegeven dat hij niet langer bij de moeder wil verblijven; hij wil in het geheel geen contact meer met haar. [voornaam minderjarige] verblijft sindsdien afwisselend bij zijn vader (donderdag tot en met zondag) en de overige dagen bij de grootouders van vaderszijde (maandag tot en met woensdag). Volgens [voornaam minderjarige] is hij fysiek door de moeder mishandeld en neemt zij hem niet serieus. De moeder ontkent de beschuldigingen en herkent zich niet in [voornaam minderjarige] verhaal. Er is geprobeerd met vrijwillige hulpverlening te komen tot contactherstel tussen [voornaam minderjarige] en de moeder. Tot nu toe is dit niet gelukt; [voornaam minderjarige] is volhardend in zijn standpunt dat hij de moeder niet meer wil zien en dus ook niet wil meewerken aan hulpverlening in dat kader.
De vader heeft primair verzocht om hem – in plaats van de moeder - voortaan alleen met het ouderlijk gezag te belasten, omdat hij dit in het belang van [voornaam minderjarige] wenselijk acht. [voornaam minderjarige] woont feitelijk inmiddels al anderhalf jaar uitsluitend bij hem en bij zijn grootouders en wil daar ook blijven. [voornaam minderjarige] wil, ondanks dat onder meer de vader en zijn grootouders hem op andere gedachten proberen te brengen, nog altijd geen contact met zijn moeder. Tussen de vader en de moeder, als overigens ook tussen zijn grootouders en de moeder, is communicatie niet of nauwelijks mogelijk. Dit is problematisch: de moeder heeft het juridisch gezien voor het zeggen en wordt ook op die manier door betrokken instanties benaderd, maar is door de slechte verstandhouding met [voornaam minderjarige] , de vader en de grootouders, niet of nauwelijks betrokken en op de hoogte van de ontwikkelingen in zijn leven. Subsidiair, indien de kinderrechter van oordeel is dat eenhoofdig gezag te ingrijpend of anderszins niet in het belang van [voornaam minderjarige] is, verzoekt de vader om hem gezamenlijk met de moeder met het ouderlijk gezag te belasten. In dat geval verzoekt de vader ook om het hoofdverblijf van [voornaam minderjarige] bij hem te bepalen, zodat de huidige situatie, die inmiddels al anderhalf jaar duurt, wordt geformaliseerd en er een einde wordt gemaakt aan de discussie over zijn verblijf. De vader benadrukt dat hij bereid is om te werken aan de communicatie met de moeder en dat hij het hoe dan ook van belang vindt dat er hulpverlening wordt ingezet voor contactherstel tussen [voornaam minderjarige] en de moeder.
De raad vindt de plotselinge verbreking van elk contact met de moeder door [voornaam minderjarige] zeer zorgelijk, evenals de beschuldigingen die hij over haar heeft geuit. De raad is van mening dat [voornaam minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, nu hij zich kennelijk onveilig voelt bij de moeder. Er moet nader worden onderzocht wat er is gebeurd en er moet hulpverlening worden ingezet om het contact tussen [voornaam minderjarige] en de moeder te herstellen. Nu hulpverlening in het vrijwillig kader niet heeft geleid tot verbetering van de situatie, acht de raad hulpverlening in het gedwongen kader in de vorm van een ondertoezichtstelling noodzakelijk. Ook zal er hulpverlening moeten worden ingezet om het contact tussen de moeder en de vader, alsook tussen de moeder en de grootouders te verbeteren. Als dit contact zal verbeteren, dan zal [voornaam minderjarige] zich ook ondersteund voelen in het weer aangaan van contact met de moeder. De raad verzoekt de kinderrechter om de ondertoezichtstelling uit te spreken voor de duur van één jaar, of subsidiair voor de duur van negen maanden. De raad verzoekt de kinderrechter daarnaast om een machtiging uithuisplaatsing voor [voornaam minderjarige] bij zijn vader en zijn grootouders te verlenen voor de duur van negen maanden. Deze machtiging is volgens de raad nodig, omdat het hoofdverblijf van [voornaam minderjarige] tot op heden formeel bij zijn moeder is. Als dit zo blijft, dan is de insteek ook dat na afloop van de machtiging, terugplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de moeder zal volgen.
De moeder legt zich er op dit moment – contre coeur – bij neer dat [voornaam minderjarige] voorlopig bij de vader (en de grootouders vaderszijde) verblijft. Zij refereert zich daarom aan het oordeel van de kinderrechter ten aanzien van het hoofdverblijf. De moeder kan zich verder vinden in een ondertoezichtstelling en ook in een uithuisplaatsing, al prefereert zij wat betreft dat laatste een plaatsing van [voornaam minderjarige] buiten het netwerk, dat wil zeggen een plaatsing op een neutrale plek. De moeder benadrukt zij haar kind terug wil: zij wenst te werken aan contactherstel en aan een terugplaatsing bij haar. Zij heeft altijd voor [voornaam minderjarige] gezorgd en er zijn nooit zorgen geweest, zijn plotselinge afwijzing doet haar veel verdriet. Zolang [voornaam minderjarige] nog niet bij haar woont, verzoekt de moeder de kinderrechter om een zorgregeling tussen hen vast te stellen waarbij [voornaam minderjarige] drie dagen per week bij haar verblijft.
De vader kan zich vinden in de verzoeken van de raad tot ondertoezichtstelling en – voor zover nodig – de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] , maar acht het wel van belang dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt voor [voornaam minderjarige] , waarbij hij bestendiging van de huidige situatie voorstaat. De vader acht een terugplaatsing naar de moeder niet reëel en een voorlopige plaatsing buiten het netwerk niet in het belang van [voornaam minderjarige] . Hij verblijft immers al lange tijd, naar eigen wens, bij de vader en de grootouders.
De grootouders betreuren de situatie waarin [voornaam minderjarige] zich op dit moment bevindt. Het is volgens hen van belang dat de communicatie tussen de ouders verbeterd en dat [voornaam minderjarige] weer vertrouwen krijgt in de moeder.
Beoordeling
[voornaam minderjarige] heeft ernstig te lijden onder de al 12 jaar durende strijd tussen zijn ouders. Mede door zijn kindeigen problematiek is duidelijkheid – en daarmee rust – ten zeerste gewenst. Ondanks diverse ondersteuning en hulpverlening is dit er tot nu toe niet gekomen. De kinderrechter moet in deze zaak diverse lastige afwegingen maken, waarbij de keuzes die zij maakt niet zaligmakend zijn, maar waarvan haar oordeel is dat deze wel in het belang van [voornaam minderjarige] zijn. En dat is het belang dat de kinderrechter hier voorop dient te stellen.
[voornaam minderjarige] wordt deze zomer 16 jaar. Hij ontwikkelt zich en heeft een sterke eigen mening en daarbij passend gedrag. Hij wil bij zijn vader en zijn grootouders blijven wonen; hij wil uitdrukkelijk niet bij zijn moeder wonen en hij wil ook geen contact met haar, dit is intussen al anderhalf jaar zo. Een verdrietige situatie, waarbij de kinderrechter met de raad, het aangewezen acht dat er wordt ingezet op contactherstel tussen [voornaam minderjarige] en zijn moeder. De raad heeft hierbij de kanttekening geplaatst dat het niet helpt om [voornaam minderjarige] te dwingen, dit werkt alleen maar averechts. Het contactherstel is dus een precair proces, dat inzet, tijd en geduld zal vragen. Het bewerkstelligen van enig herstel, na anderhalf jaar geen contact, lijkt – zo begrijpt de kinderrechter – eigenlijk het meest haalbare. De moeder heeft tijdens de zitting benadrukt dat zij het liefste ziet dat [voornaam minderjarige] weer bij haar komt wonen, en voor zolang dit nog niet kan, dat zij dan het liefste ziet dat hij in ieder geval 3 dagen per week bij haar verblijft. Volgens de moeder is [voornaam minderjarige] plots van mening veranderd en kan dat nu opnieuw gebeuren, zodat hij terugkomt bij haar. De moeder blijft er ook bij dat zij het niet wenselijk vindt dat [voornaam minderjarige] deels bij zijn grootouders verblijft. Zij heeft verklaard veel te dulden, omdat het nu kennelijk eenmaal vooralsnog niet anders kan, maar dat zij het graag - liever vandaag dan morgen - anders wil. De moeder wenst aldus, begrijpelijkerwijs, veel. De vraag is echter hoe zich dit verhoudt tot de al anderhalf jaar durende situatie, tot de wensen en behoeften van [voornaam minderjarige] , die in toenemende mate mondig en zelfbepalend is, en tot de door de raad geplaatste kanttekeningen. De moeder heeft verzocht dat als het gezag dient te worden gewijzigd, dit dan aan haar en de vader toe te kennen. Aldus gelijk aan het subsidiaire verzoek van de vader. De vraag daarbij is echter hoe dit zich verhoudt tussen de al meer dan een decennium ernstig verstoorde verhouding van de ouders, in welke verhouding dan voor de laatste ruim 2 jaren dat [voornaam minderjarige] nog onder gezag staat een basis moet worden gevormd voor een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening, alsook tot de wensen en behoeften van [voornaam minderjarige] , eveneens voor de laatste 2 jaren dat hij nog onder ouderlijk gezag staat. [voornaam minderjarige] is alles behalve gebaat bij nog meer onrust, dat zal het broodnodige contactherstel ook niet ten goede komen.
Bij deze stand van zaken, acht de kinderrechter het in het belang van [voornaam minderjarige] wenselijk, conform het bepaalde in artikel 1:253c eerste en derde lid BW, dat de vader voortaan alleen met het gezag zal worden belast. Dit is in overeenstemming met de feitelijke situatie en op deze manier kan het verblijf van [voornaam minderjarige] bij de vader en de grootouders worden bestendigd, zonder dat hierover in de laatste jaren van zijn minderjarigheid nog discussie ontstaat. Immers is het aan de vader, als enig gezaghebbende ouder, om te beslissen waar [voornaam minderjarige] verblijft. Zijn subsidiaire verzoek tot bepaling van de hoofdverblijfplaats bij hem, behoeft reeds daarom geen verdere bespreking. De door de raad verzochte machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader en de grootouders, die was gestoeld op een formeel hoofdverblijf bij de moeder, zal gelet hierop dan ook worden afgewezen.
De kinderrechter wenst nadrukkelijk op te merken dat deze beslissing geen diskwalificatie van de moeder inhoudt. Het is geen oordeel over haar invulling van het ouderlijk gezag. Zij is en blijft de moeder van de [voornaam minderjarige] en dient ook als zodanig betrokken te zijn in leven. De beslissing is geënt op duidelijkheid, rust en stabiliteit voor [voornaam minderjarige] , zonder dat de laatste 2 jaren voor zijn 18e nog worden gekenmerkt door getouwtrek en een strijd met een verdeling in kampen. Dit juist zodat hij zich hopelijk kan openstellen voor contact met de moeder.
Mede, doch niet alleen, in dat kader acht de kinderrechter de door de raad verzochte ondertoezichtstelling voor toewijzing vatbaar. De ouders kunnen zich vinden in het verzoek en de kinderrechter is van oordeel dat de gronden daarvoor, zoals omschreven in artikel 1:255, eerste lid, BW, voldoende uit de stukken naar voren is gekomen. Vooropgesteld acht de kinderrechter de beschuldigingen van mishandeling door de moeder die [voornaam minderjarige] heeft gedaan uiterst zorgelijk en is zij van oordeel dat, zowel wanneer de mishandeling heeft plaatsgevonden als wanneer deze niet heeft plaatsgevonden, [voornaam minderjarige] zich kennelijk zo onveilig voelt in het contact met de moeder, dat dit een ernstige bedreiging voor zijn ontwikkeling vormt nu hij hierdoor al lange tijd geen enkel contact meer heeft en wil met de moeder. De inzet van de jeugdbeschermer is noodzakelijk om deze impasse te doorbreken, nu het vrijwillig kader niet toereikend is gebleken. Er zal onderzocht moeten worden wat er is gebeurd, welke hulpverlening daarvoor passend is en hoe het contact tussen [voornaam minderjarige] en de moeder op een emotioneel veilige wijze kan worden hersteld. [voornaam minderjarige] en de moeder zullen onder professionele begeleiding open en eerlijk het gesprek met elkaar moeten aangaan en daarnaast heeft de raad geadviseerd om hulpverlening in te zetten voor de moeder, zodat zij zich openstelt en leert begrijpen hoe bedreigend bepaalde situaties voor [voornaam minderjarige] zijn geweest, ook al hebben de mishandelingen volgens de moeder niet plaatsgevonden, en leert in te spelen op zijn behoeften. De raad adviseert dat de vader, de moeder en [voornaam minderjarige] behandeling nodig hebben bij een systeemtherapeut. Daarnaast is het ook noodzakelijk dat er hulpverlening wordt ingezet om de relatie tussen de moeder en de steunfiguren van [voornaam minderjarige] (de vader en de grootouders vaderszijde) te verbeteren, zodat hij zich door hen gesteund kan voelen het contact met de moeder aan te gaan. Zolang de conflicten tussen de vader en de grootouders met de moeder niet worden aangepakt en opgelost, belemmert dit [voornaam minderjarige] in zijn mogelijkheden om het contact met de moeder aan te gaan. Dat de ouders niet met elkaar communiceren, maakt de positie van de moeder om het contact met [voornaam minderjarige] aan te kunnen gaan kwetsbaar. Zij is aldus niet op de hoogte van wat er bij hem speelt. De kinderrechter acht het daarom van groot belang dat de moeder, ook nu zij geen gezag meer heeft, betrokken blijft bij de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] en geïnformeerd wordt en dat er zo nodig extra handvatten worden geboden om haar te ondersteunen teneinde het contact met [voornaam minderjarige] op een voor hem prettige manier aan te kunnen gaan. De kinderrechter ziet hier aanvankelijk een extra taak weggelegd voor de jeugdbeschermer, waarbij er naartoe moet worden gewerkt dat de ouders op zodanige manier met elkaar leren omgaan, dat de betrokkenheid van de moeder bij [voornaam minderjarige] verzekerd is zonder tussenkomst van de jeugdbeschermer. Gelet op de ernst van de problematiek, acht de kinderrechter een ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar noodzakelijk in het belang van [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter acht het onder deze omstandigheden niet mogelijk om een omgangsregeling tussen [voornaam minderjarige] en de moeder vast te stellen. De mogelijkheden daartoe zullen moeten worden onderzocht in het kader van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter zal het verzoek van de moeder daarom afwijzen.
Omdat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de kinderrechter de proceskosten compenseren als hierna vermeld.
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

BeslissingDe kinderrechter:

in de zaak FA RK 20-4269 en C/09/595508 (gezag):
bepaalt dat voortaan alleen aan de vader, [Y] , geboren op [geboortedatum 3] 1982 te [geboorteplaats] , het gezag zal toekomen over de minderjarige:
[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2005 te [geboorteplaats] ,
en verklaart deze gezagsvoorziening uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
wijst af het meer of anders verzochte.
In de zaak JE RK 21-877 en C/09/610539 (ondertoezichtstelling en muhp):
stelt [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2005 te [geboorteplaats] ,
van 28 mei 2021 tot 28 mei 2022 onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.M. Vingerling, kinderrechter, bijgestaan door
mr. K. Willems als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 mei 2021.