In deze zaak hebben twee Syrische eiseressen, eiseres 1 en eiseres 2, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel 'familie en gezin' opnieuw ongegrond werd verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, heeft op 6 mei 2021 uitspraak gedaan. De eiseressen zijn geboren in Syrië en hebben een nauwe familieband met de referent, die in Nederland verblijft. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de staatssecretaris te streng heeft getoetst aan de criteria voor een beschermenswaardig gezinsleven. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris erkend dat er sprake is van een beschermenswaardig gezinsleven, maar stelde dat de belangen van de Nederlandse overheid zwaarder wegen dan die van de eiseressen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de belangenafweging van de staatssecretaris kritisch bekeken. Ze oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte had meegewogen dat de eiseressen zonder de referent in Syrië zouden kunnen functioneren, terwijl er een oorlogssituatie heerst die het gezinsleven in Syrië onmogelijk maakt. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was en dat de belangen van de eiseressen niet op de juiste wijze waren gewogen. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak van de rechtbank. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de eiseressen.