In deze zaak heeft de kantonrechter te Gouda op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een werknemer tegen haar werkgever, Vitali Thuiszorg B.V. De werknemer, die in dienst was als stagiair verpleegkundige, heeft verzocht om te verklaren dat de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst in strijd was met artikel 7:671 van het Burgerlijk Wetboek. De werkgever had de arbeidsovereenkomst opgezegd zonder toestemming van het UWV en zonder inachtneming van de opzegtermijn. De werknemer vorderde onder andere een billijke vergoeding, transitievergoeding en betaling van achterstallig loon.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever de arbeidsovereenkomst onrechtmatig heeft beëindigd. De werkgever is niet verschenen op de zitting en heeft geen verweer gevoerd. De kantonrechter heeft de werknemer in het gelijk gesteld en een billijke vergoeding van € 950,00 bruto toegekend, evenals een transitievergoeding van € 35,29. Daarnaast zijn de vorderingen voor achterstallig salaris, niet-genoten vakantie-uren, vakantietoeslag en reiskosten toegewezen. De proceskosten zijn voor rekening van de werkgever, die als in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt.
De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek van de werknemer om een verklaring voor recht is afgewezen, omdat dit niet noodzakelijk was voor haar belangen. De uitspraak benadrukt de bescherming van werknemers tegen onrechtmatige beëindiging van arbeidsovereenkomsten en de verplichtingen van werkgevers in dit kader.