Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2021 in de zaak tussen
[eiseres], geboren op [1977], eiseres
,tezamen: eiseressen
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseressen, een moeder en haar minderjarige dochter van Surinaamse nationaliteit, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseressen hadden aanvragen ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om in Nederland te kunnen verblijven als gezinsleden van de referent. De aanvragen werden afgewezen omdat de referent, die een WIA-uitkering op basis van de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten (WGA) ontvangt, niet voldeed aan het middelenvereiste. Eiseressen stelden dat de interpretatie van blijvende arbeidsongeschiktheid door verweerder in strijd was met het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel en dat het beleid discriminatoir was. De rechtbank oordeelde echter dat het beleid van verweerder niet onredelijk was en dat er geen sprake was van ongerechtvaardigd onderscheid. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had besloten dat eiseressen niet in aanmerking kwamen voor de gevraagde mvv. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseressen, die op € 1.068,- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.