ECLI:NL:RBDHA:2021:5704

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
4 juni 2021
Zaaknummer
C/09/608055 / FA RK 21-1310
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 21-1310
Zaaknummer: C/09/608055
Datum beschikking: 4 juni 2021

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 23 februari 2021 ingekomen verzoek van:

[X] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. R. van Venetiën te Alphen aan den Rijn.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. N. Schreurs te Alphen aan den Rijn.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken.
Op 10 mei 2021 is de zaak (door de maatregelen in verband met de uitbraak van het coronavirus) ter videozitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn digitaal verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [medewerker RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming.

Feiten

  • De vader en de moeder zijn gehuwd geweest van [datum huwelijk] 2014 tot [datum echtscheiding] 2021.
  • Zij zijn de ouders van de volgende nog minderjarige kinderen:
- [naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2011 te [geboorteplaats] ,
- [naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 te [geboorteplaats] .
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van [beschikkingsdatum] 2020 is – voor zover hier van belang – de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken en is bepaald dat het ouderschapsplan deel uitmaakt van de beschikking.
  • In het ouderschapsplan zijn de ouders – voor zover hier van belang – overeengekomen:
  • dat de kinderen hun hoofdverblijf hebben bij de moeder;
  • dat de ouders vooraf met elkaar in overleg treden bij een voorgenomen verhuizing;
  • dat de kinderen een weekend per twee weken van vrijdag 08.30 uur tot zondag 18.30 uur en gedurende alle overige vrijdagen van 08.30 uur tot 18.30 uur bij de vader zullen zijn, alsmede gedurende de aaneengesloten helft van de schoolvakanties van de kinderen;
  • dat de ouders een keuze voor een (type) school in overleg zullen maken.

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht:
haar toestemming te verlenen, welke de toestemming van de vader vervangt, met de kinderen te verhuizen naar [woonplaats 3] , alsmede de kinderen aldaar te laten registreren bij de BRP;
haar toestemming te verlenen, welke de toestemming van de vader vervangt, de kinderen in te schrijven bij de basisschool [basisschool] te [woonplaats 3] ;
de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) te wijzigen, in die zin dat de kinderen bij de vader zullen zijn:
  • een weekend per twee weken van vrijdag 15.45 uur tot zondag 18.30 uur, waarbij de moeder de kinderen bij de vader brengt en ophaalt;
  • alle overige weken van vrijdag 15.45 uur tot zaterdag 08.30 uur, waarbij de moeder de kinderen bij de vader brengt en ophaalt;
een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Daarnaast heeft de vader zelfstandig verzocht – met wijziging in zoverre van voormelde beschikking – :
In het geval de moeder naar verhuist naar [woonplaats 3] :
te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen voortaan bij de man zal zijn;
te bepalen dat de moeder de kinderen eenmaal per twee weken een weekend bij zich zal hebben, waarbij de moeder de kinderen op vrijdag uit school zal ophalen en de kinderen op zondag om 18.30 uur weer bij de vader zal brengen, dan wel een zodanige regeling vast te leggen, zoals de rechtbank in het belang van de kinderen acht;
in het geval de moeder niet naar [woonplaats 3] verhuist:
een co-ouderschapsregeling vast te stellen, inhoudende dat de kinderen om en om een week bij ieder van hun ouders verblijven en waarbij het wisselmoment zal plaatsvinden op de vrijdag vanuit school, dan wel een zorgregeling vast te stellen zoals de rechtbank redelijk en in het belang van de kinderen acht;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Op grond van artikel 1:253a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag door (één van) de ouders aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank heeft ter zitting onderzocht of de ouders tot overeenstemming zouden kunnen komen ten aanzien van de voorliggende verzoeken. Dat is echter niet gelukt. Daarom zal de rechtbank in het hiernavolgende een zodanige beslissing nemen als haar in het belang van de kinderen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , wenselijk voorkomt.
Vervangende toestemming verhuizing naar [woonplaats 3]
De moeder wenst met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] vanuit haar huidige woning in [woonplaats 1] te verhuizen naar [woonplaats 3] . De voornaamste reden van de moeder om naar [woonplaats 3] te willen verhuizen is om met haar partner samen te gaan wonen die in [woonplaats 3] een (koop)woning heeft en in die omgeving werkzaam is als procesoperator. De moeder en haar partner hebben inmiddels twee jaar een bestendige relatie en zij hebben trouwplannen. De moeder heeft met haar partner gekeken naar mogelijkheden om in de randstad te wonen, maar financieel gezien is het voor hen het beste om zich in [woonplaats 3] te vestigen. De moeder is werkzaam als caissière bij [supermarkt] en heeft mogelijkheden om te solliciteren in en rond [woonplaats 3] . De partner van de moeder woont in een eengezinswoning in een kindvriendelijke buurt, op loopafstand tot de basisschool [basisschool] . Zowel de moeder als de kinderen hebben inmiddels een sociaal netwerk in [woonplaats 3] , omdat zij al regelmatig in het weekend in [woonplaats 3] verblijven. Daarnaast hebben de kinderen een hechte band met de partner van de moeder. De kinderen zijn bovendien al meerdere keren verhuisd en zij zijn het gewend om bij derden, zoals de partner van de vader, te overnachten. De moeder heeft met de kinderen gesproken over een verhuizing naar [woonplaats 3] , en zij hebben aangegeven ook naar [woonplaats 3] te willen verhuizen. Volgens de moeder wijzigt de huidige zorgregeling van de vader met de kinderen nauwelijks en de moeder is bereid de regeling uit te breiden en/of compensatie te bieden in bijvoorbeeld weekenden en vakanties. Ook is de moeder bereid om het halen en brengen van de kinderen op zich te nemen. De moeder stelt dat de ouders in staat zijn tot goed onderling overleg, zij zijn immers tot een gezamenlijk ouderschapsplan te komen. De vader weigert echter toestemming te geven voor de verhuizing en weigert ieder overleg met de moeder. De moeder voelt zich dan ook genoodzaakt om vervangende toestemming aan de rechtbank te vragen voor de verhuizing.
De vader weigert toestemming te geven voor een verhuizing van de moeder naar [woonplaats 3] . Volgens de vader is er geen sprake van een noodzaak om te verhuizen, de moeder heeft onvoldoende gemotiveerd of aangetoond dat het niet mogelijk is om dichter in de buurt een betaalbare woning te vinden. De vader is in januari van dit jaar in het bijzin van de kinderen door de moeder geconfronteerd met de mededeling dat zij met de kinderen zal verhuizen naar [woonplaats 3] , zonder dat hij hierover door haar op een behoorlijke wijze is geconsulteerd. De vader vermoedt dat de moeder zich pas naderhand heeft beseft dat zij hiervoor toestemming van hem nodig had. Door een verhuizing naar [woonplaats 3] heeft de vader niet alleen minder contact met de kinderen, maar raakt hij ook zijn betrokkenheid bij de school- en sportactiviteiten van de kinderen kwijt. Ook behoort bij een verhuizing naar [woonplaats 3] de door de vader gewenste co-ouderschapsregeling niet meer tot de mogelijkheden. Spontane bezoeken en opvang van de kinderen zijn dan evenmin mogelijk. De vader ziet niet dat hij daarin door de moeder gecompenseerd wordt. Verder is een verhuizing naar [woonplaats 3] volgens de vader niet in het belang van de kinderen. De vader acht de reistijd van twee uur enkele reis te belastend voor de kinderen. Volgens de vader is [voornaam minderjarige 1] een gevoelig jongetje die behoefte heeft aan een stabiele omgeving, hij heeft aan de vader te kennen gegeven dat hij niet wil verhuizen. Ook [voornaam minderjarige 2] vindt een verhuizing volgens de vader erg spannend. De vader stelt dat de kinderen het in hun huidige woonomgeving naar hun zin hebben, waar hun familie en sociale netwerk zich bevindt. De impact en de belasting van de verhuizing voor de kinderen en voor de vader is volgens de vader te groot, reden waarom hij zijn toestemming niet verleent.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat de gezamenlijke uitoefening van het gezag over de minderjarigen meebrengt dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats en de basisschool van de kinderen toestemming van de vader nodig heeft. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 25 april 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC5901) zal de rechtbank bij haar beoordeling alle omstandigheden van het geval in acht nemen en alle betrokken belangen afwegen. Hoewel het belang van de [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] een overweging van eerste orde dient te zijn, neemt dat niet weg dat – afhankelijk van de omstandigheden van het geval – andere belangen zwaarder kunnen wegen.
Alle belangen en omstandigheden tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de moeder om met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] naar [woonplaats 3] te mogen verhuizen, dient te worden toegewezen. In het hiernavolgende zal de rechtbank haar oordeel motiveren.
Vooropgesteld dient te worden dat de moeder in beginsel het recht heeft haar leven (opnieuw) in te richten. Door de vader is niet bestreden dat de moeder al ruim twee jaar een relatie heeft met haar huidige partner, die woonachtig is in [woonplaats 3] en daar een (vaste) baan heeft. De vader was op de hoogte van de relatie van de moeder en van haar wens om die te bestendigen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet van de partner van de moeder worden gevergd dat hij zich bij de moeder in [woonplaats 1] voegt met als gevolg dat hij vier uur per dag heen en weer moet reizen voor zijn werk. Een woonplaats tussen [woonplaats 3] en [woonplaats 1] in, zoals door de vader is geopperd, zou feitelijk een woonplaats in de randstad betekenen waarvan algemeen bekend is dat de woningen aanzienlijk duurder zijn. Daar komt bij dat er dan wellicht sprake is van minder reistijd, maar dat de door de vader gewenste co-ouderschapsregeling dan nog altijd niet tot de mogelijkheden behoort.
De rechtbank betrekt verder in haar oordeel dat de moeder al langere tijd wekelijks naar haar partner in [woonplaats 3] gaat, wat betekent dat de kinderen in ieder geval om de week en tijdens vakanties en feestdagen met haar meegaan. De kinderen reizen feitelijk dus al heen en weer naar [woonplaats 3] en zijn inmiddels gewend aan de reistijd. Bovendien hebben de kinderen deze reistijd evengoed op het moment dat zij hun hoofdverblijf bij de vader zouden krijgen en een contactregeling met de moeder zouden hebben in [woonplaats 3] . De rechtbank verwerpt dan ook de stelling van de vader dat de afstand, en daarmee samenhangend de reistijd, tussen de woonplaats van de vader en [woonplaats 3] te belastend is voor de kinderen.
Van doorslaggevende betekenis in haar oordeel acht de rechtbank dat de huidige zorgregeling tussen de vader en de kinderen feitelijk niet in grote mate hoeft te wijzigen. Hoewel de vader de kinderen nu iedere vrijdag uit school bij zich heeft en daar bij een verhuizing naar [woonplaats 3] reistijd bij komt, heeft de moeder compensatie aangeboden tot en met zaterdagochtend in het weekend dat de kinderen niet bij de vader verblijven. Tijdens de zitting heeft de moeder zelfs aangegeven dat de hele dag op zaterdag in dat weekend of zelfs het hele weekend bespreekbaar is. Daarmee biedt de moeder ruimschoots compensatie aan in het contact van de vader met de kinderen. Ook heeft de moeder aangeboden om het brengen en halen van de kinderen voor haar rekening te nemen. Verder heeft de moeder toegezegd dat indien haar persoonlijke situatie wijzigt, bijvoorbeeld door gezinsuitbreiding, zij ook in dat geval zelf dan wel via haar partner voor het halen en brengen van de kinderen zorg zal dragen.
Ten aanzien van de door de vader geuite wens tot een co-ouderschapsregeling stelt de rechtbank vast dat hij deze wens pas in deze procedure heeft geuit en dat dat dit tijdens de – recent afgeronde – echtscheidingsprocedure en het opstellen van het ouderschapsplan niet aan de orde is gekomen. Ook gedurende de birdnesting-regeling waar de ouders kort na het uiteengaan uitvoering aan hebben gegeven heeft de vader niet geopteerd voor een co-ouderschapsregeling. Verder is gebleken dat de vader van zijn werkgever naast de vrijdagmiddag alleen de woensdagmiddag vrij kan krijgen. Onbetwist is gebleven dat drie weken aaneengesloten zomervakantie al lastig te regelen is voor de vader. Ook zonder een verhuizing van de moeder en de kinderen naar [woonplaats 3] is een co-ouderschapsregeling naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet aan de orde.
Hoezeer de rechtbank de wens van de vader ook begrijpt om dichterbij de kinderen te wonen en een groter deel van de zorg op zich te nemen, is de rechtbank gelet op het voorgaande van oordeel dat het belang en het recht van de vader en de kinderen op onverminderd contact met elkaar voldoende gewaarborgd blijft bij een verhuizing van de moeder en de kinderen naar [woonplaats 3] . Om betrokken te zijn bij de nieuwe school van de kinderen kan de vader er voor kiezen om de kinderen bijvoorbeeld één keer per maand van school te halen. Daarnaast kan de vader aanwezig zijn bij de tienminutengesprekken.
Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken is verder onvoldoende gebleken dat de verhuizing naar [woonplaats 3] een te grote impact op de kinderen zou hebben. Ter zitting is naar voren gekomen dat [voornaam minderjarige 1] gediagnostiseerd is met ADD (‘Attention Deficit Disorder’). De moeder heeft onbetwist gesteld dat de kinderen al drie verhuizingen hebben meegemaakt. Gesteld noch gebleken is dat dit problemen voor [voornaam minderjarige 1] heeft opgeleverd. Dat de vrienden en familie van de kinderen in de omgeving van [woonplaats 1] en [woonplaats 2] wonen, sluit niet uit dat de kinderen in [woonplaats 3] ook (nieuwe) vrienden kunnen maken. Gedurende de momenten dat de kinderen bij de vader zijn is contact met familie en vrienden in de omgeving van de woonplaats van de vader bovendien nog ruimschoots mogelijk.
Ten aanzien van de vrees van de vader dat de kinderen er in de toekomst, als zij ouder zijn, geen behoefte aan hebben om vaak naar de vader te gaan overweegt de rechtbank dat de moeder heeft toegezegd dat zij de kinderen zal blijven stimuleren om naar de vader te gaan. De rechtbank ziet in deze mogelijke toekomstige gebeurtenis geen reden om het verzoek van de moeder af te wijzen.
Het voorgaande tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de moeder om met de kinderen te verhuizen naar [woonplaats 3] dient te worden toegewezen.
Hoofdverblijfplaats
Ten aanzien van het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen voor het geval de moeder naar [woonplaats 3] verhuist, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht het niet in het belang van de kinderen om hun hoofdverblijfplaats bij de vader te bepalen. Door de vader is niet betwist dat de moeder parttime werkt en dat zij vanaf de geboorte de primaire zorgtaken voor de kinderen voor haar rekening neemt. Ook met de huidige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt de moeder aangemerkt als hoofdverzorgster van de kinderen. Zoals hiervoor al is overwogen acht de rechtbank een co-ouderschapsregeling niet aan de orde.
De rechtbank zal het verzoek van de vader daarom afwijzen.
Het voorgaande betekent dat het verzoek van de vader om een zorgregeling met de moeder vast te stellen indien de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vader zullen hebben, ook zal worden afgewezen.
Vervangende toestemming inschrijving BRP en basisschool in [woonplaats 3]
Nu de vader geen verweer heeft gevoerd tegen de met de verhuizing samenhangende verzoeken tot vervangende toestemming om de kinderen in [woonplaats 3] te laten registeren in de BRP en hen in te schrijven bij de basisschool [basisschool] in [woonplaats 3] , zal de rechtbank deze verzoeken eveneens toewijzen.
Wijzigen zorgregeling
Op grond van artikel 1:253a vierde lid jo artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een beslissing inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken onder meer wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
Nu de rechtbank de moeder vervangende toestemming zal verlenen voor een verhuizing met de kinderen naar [woonplaats 3] , is daarmee sprake van een wijziging van omstandigheden. De rechtbank zal de moeder dan ook ontvangen in haar verzoek tot wijziging van de in het ouderschapsplan overeengekomen zorgregeling.
Tijdens de zitting hebben beide ouders aangegeven dat duidelijkheid over de toestemming voor de verhuizing voor hen het belangrijkst is. De vader heeft aangegeven dat hij hierdoor nog niet heeft kunnen of willen nadenken over de situatie waarin de rechtbank toestemming zou verlenen aan de moeder om met de kinderen naar [woonplaats 3] te verhuizen. De moeder heeft aangegeven dat zij open staat voor een grotere uitbreiding van de zorgregeling dan zij in haar verzoek heeft opgenomen, zoals verblijf gedurende een hele zaterdag bij de vader in de week dat de kinderen niet het hele weekend bij de vader zijn of zelfs dat de kinderen ieder weekend bij de vader verblijven. De rechtbank zal de toewijzing van het verzoek van de moeder nu echter beperken tot de regeling zij in haar verzoekschrift heeft opgenomen. Deze regeling acht de rechtbank het meest in lijn met de thans bestaande doordeweekse regeling en daarom ook in het belang van de kinderen, zodra zij in [woonplaats 3] wonen. De rechtbank zal daarbij bepalen dat de moeder het brengen en halen van de kinderen voor haar rekening dient te nemen, zoals zij zelf heeft voorgesteld. De zorgregeling ten aanzien van de vakanties en feestdagen blijft ongewijzigd, zoals partijen die zijn overeengekomen in het ouderschapsplan. Het staat de ouders uiteraard vrij om de zorgregeling (zowel de doordeweekse regeling als de regeling voor de vakanties en feestdagen) als in onderling overleg nader uit te breiden.
De rechtbank zal aldus bepalen.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van [beschikkingsdatum] 2020 van deze rechtbank en het daaraan gehechte ouderschapsplan – :
*
verleent toestemming aan de moeder – welke toestemming die van de vader vervangt – om met de minderjarigen [naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2011 te [geboorteplaats] , en [naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 te [geboorteplaats] , te verhuizen [woonplaats 3] , alsmede [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] aldaar te laten registreren bij de Basisregistratie Personen, en [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in te schrijven bij de [basisschool] school te [woonplaats 3] ;
*
bepaalt dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] vanaf het moment dat zij in [woonplaats 3] wonen eenmaal per twee weken in het weekend van vrijdag 15.45 uur tot zondag 18.30 uur en alle overige weken van vrijdag 15.45 uur tot zaterdag 08.30 uur bij de vader zullen zijn, waarbij de moeder de kinderen bij de vader brengt en ophaalt;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.G. de Boer, rechter, tot stand gekomen in samenwerking met mr. M.I. Noordegraaf, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juni 2021.