Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor)
Artikel 2.2 van de Mor luidt:
In of bij de aanvraag om een vergunning voor een bouwactiviteit verstrekt de aanvrager de volgende gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 :
(...)
2. uit het oogpunt van gezondheid:
d. de ventilatievoorzieningen van ruimten en voorzieningen betreffende de afvoer van rookgas en toevoer van verbrandingslucht;
4. uit het oogpunt van energiezuinigheid en milieu:
a. gegevens en bescheiden over de EPC, de thermische eigenschappen van de toegepaste uitwendige scheidingsconstructie en de beperking van luchtdoorlatendheid;
Artikel 2.3 van de Mor luidt:
In of bij de aanvraag om een vergunning voor een bouwactiviteit verstrekt de aanvrager de volgende gegevens en bescheiden ten behoeve van de toetsing aan het bestemmingsplan of de beheersverordening, en, voor zover van toepassing, de stedenbouwkundige voorschriften van de bouwverordening:
a.de plattegronden van alle verdiepingen en een doorsnedetekening voor de nieuwe situatie en, voor zover daarvan sprake is, de bestaande situatie;
b.het beoogde en het huidige gebruik van het bouwwerk en de bijbehorende gronden waarop de aanvraag betrekking heeft;
c.een opgave van de bruto inhoud in m 3 en de bruto vloeroppervlakte in m 2 van het (deel van het) bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft;
d.een situatietekening van de bestaande toestand en een situatietekening van de nieuwe toestand met daarop de afmetingen van het perceel en bebouwd oppervlak, alsmede de situering van het bouwwerk ten opzichte van de perceelsgrenzen en de wegzijde, de wijze waarop het terrein ontsloten wordt, de aangrenzende terreinen en de daarop voorkomende bebouwing en het beoogd gebruik van de gronden behorende bij het voorgenomen bouwwerk;
e.de hoogte van het bouwwerk ten opzichte van het straatpeil en het aantal bouwlagen;
f.de inrichting van parkeervoorzieningen op het eigen terrein;
g.gegevens en bescheiden welke samenhangen met een uit te brengen advies van de Agrarische Adviescommissie in geval van een aanvraag voor een bouwactiviteit in een gebied met een agrarische bestemming;
h.overige gegevens en bescheiden welke samenhangen met een eventueel benodigde toetsing aan een bestemmingsplan, beheersverordening dan wel een besluit als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening;
Artikel 2.7 van de Mor luidt:
1. In de vergunning voor een bouwactiviteit wordt, indien de aanvrager een verzoek tot latere aanlevering heeft ingediend, bepaald dat de volgende gegevens en bescheiden uiterlijk binnen een termijn van drie weken voor de start van de uitvoering van de desbetreffende handeling worden overgelegd:
a. gegevens en bescheiden met betrekking tot belastingen en belastingcombinaties (sterkte en stabiliteit) en de uiterste grenstoestand van alle (te wijzigen) constructieve delen van het bouwwerk alsmede van het bouwwerk als geheel, voor zover het niet de hoofdlijn van de constructie dan wel het constructieprincipe betreft;
b. gegevens en bescheiden met betrekking tot de details van de in of ten behoeve van het bouwwerk toegepaste installaties, voor zover het niet de gegevens met betrekking tot de hoofdlijn dan wel het principe van de toegepaste installaties betreft; de hoofdlijn betreft onder meer de wijze van verwarming, koeling en luchtbehandeling, de plaats en wijze van verticaal transport en de locatie en het type brandveiligheidinstallatie.
2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover de gegevens en bescheiden betrekking hebben op tekeningen of berekeningen waaruit het constructieprincipe blijkt voor de nieuwe situatie en, voor zover daarvan sprake is, voor de bestaande situatie. Dit betreft:
a. tekeningen van de definitieve hoofdopzet van de constructie van alle verdiepingen inclusief globale maatvoering;
b. schematisch funderingsoverzicht of palenplan met globale plaatsing, aantallen en paalpuntniveaus, inclusief globaal grondonderzoek waaruit de draagkracht van de ondergrond blijkt;
c. plattegronden van vloeren en daken, inclusief globale maatvoering;
d. overzichtstekeningen van constructies in staal, hout en geprefabriceerd beton, inclusief stabiliteitsvoorzieningen en dilataties; principedetails van karakteristieke constructieonderdelen (1:20/1:10/1:5), inclusief maatvoering;
e. een schriftelijke toelichting op het ontwerp van de constructies als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel b.
3. Indien de aard van het bouwplan naar het oordeel van het bevoegd gezag daartoe aanleiding geeft, kan in de vergunning worden bepaald dat gegevens en bescheiden, genoemd in de artikelen 2.2, eerste lid, onderdelen c tot en met h, en tweede tot en met zesde lid, 2.3, onderdeel i, 2.4 en 2.5, binnen een termijn van drie weken voor de start van de uitvoering van de desbetreffende handeling worden overgelegd.
Artikel 2.12 van de Mor luidt:
1. Berekeningen van de mechanische ventilatie die worden uitgevoerd vanwege de aanvraag van de vergunning voor een bouwactiviteit, bevatten minimaal de volgende informatie:
a. strangenschema's met diameters en lengten;
b. gegevens over drukverlies;
c. merk en type toe te passen installatie.
2. Berekeningen van de thermische isolatie en energieprestatie die worden uitgevoerd vanwege de aanvraag van de vergunning voor een bouwactiviteit, bevatten minimaal de volgende informatie:
a. totale oppervlakte kozijnen, ramen, deuren, dichte delen en daarmee gelijk te stellen constructiedelen;
b. oppervlakte van iedere toegepaste glassoort en de thermische eigenschappen hiervan;
c. tekening waarop gehanteerde woningen voor de EPC berekening zijn aangegeven;
d. EPC begrenzing woningen of woongebouw (door middel van arcering op plattegrondtekening);
e. gebouwfunctie en energiesectoren (op tekening voor niet tot bewoning bestemde gebouwen, gearceerd);
f. invoergegevens EPC berekening (bouwfysische eigenschappen bouwwerk, installaties en gehanteerd rekenprogramma).
3. De in het tweede lid bedoelde berekening van de energieprestatie wordt uitgevoerd met een NL-EPBD®EPC geattesteerd computerprogramma als bedoeld in BRL 9501 van 6 december 2006, inclusief wijzigingsbladen van 27 september 2012 en 4 december 2014.
Artikel 7.3 van de Mor luidt:
In of bij de aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder e, van de wet, verstrekt de aanvrager gegevens met betrekking tot:
a.de locatie van de uitweg aan het voor-, zij- dan wel achtererf;
b.de afmeting van de nieuwe uitweg, dan wel van de te veranderen bestaande uitweg en de beoogde verandering daarvan;
c.de te gebruiken materialen;
d.de aanwezigheid van obstakels die in de weg staan voor het aanleggen of voor het gebruik van de uitweg, zoals bomen, lantaarnpalen en nutsvoorzieningen.