ECLI:NL:RBDHA:2021:59
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning voor zelfstandige op basis van onvoldoende middelen van bestaan
In deze zaak heeft eiser een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning onder de beperking 'arbeid als zelfstandige'. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij duurzaam en zelfstandig over voldoende middelen van bestaan beschikt. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij wel degelijk aan de voorwaarden voldoet en heeft aanvullende bewijsstukken overgelegd, waaronder een verklaring van zijn boekhouder en aangiftes van de omzetbelasting.
De rechtbank heeft op 6 januari 2021 geoordeeld dat de Staatssecretaris zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiser niet heeft aangetoond dat hij over voldoende middelen van bestaan beschikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet alle benodigde stukken heeft overgelegd, zoals een vennootschapscontract en een gedetailleerd ondernemingsplan. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de in beroep overgelegde stukken niet meegenomen kunnen worden in de beoordeling, omdat deze niet tijdig zijn ingediend.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de hoorplicht in de bezwaarfase niet is geschonden, omdat er geen twijfel bestond over de uitkomst van het bezwaar. Eiser heeft niet de benodigde bewijsstukken overgelegd die zijn stelling onderbouwen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.