ECLI:NL:RBDHA:2021:5903

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
9 juni 2021
Zaaknummer
C/09/583231 / HA ZA 19-1164
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J.-A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een overeenkomst van opdracht en de gevolgen van beëindiging van de samenwerking tussen Partners4Cars B.V. en Network4Cars Trading B.V.

In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 9 juni 2021, staat de uitleg van een overeenkomst van opdracht centraal tussen Partners4Cars B.V. (P4C) en Network4Cars Trading B.V. (N4CT). P4C vordert betaling van € 77.236 van N4CT, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten, als gevolg van een rekening-courantverhouding die ontstond na de beëindiging van hun samenwerking. N4CT erkent het saldo van de rekening-courantverhouding, maar beroept zich op verrekening met drie vorderingen die zij op P4C heeft, ter waarde van in totaal € 70.326.

De rechtbank beoordeelt de vorderingen en de verrekening. Het saldo van de rekening-courantverhouding wordt erkend door N4CT, maar de rechtbank moet vaststellen of de vorderingen van N4CT rechtmatig zijn. De rechtbank concludeert dat de margeregeling die tussen partijen is getroffen, niet van toepassing is op de verliezen die N4CT heeft geleden op de verkoop van bepaalde auto’s, omdat deze verliezen voortvloeien uit transacties die niet onder de margeregeling vallen. De rechtbank oordeelt dat N4CT aansprakelijk is voor de schade die P4C heeft geleden door wanprestatie in de uitvoering van de overeenkomst.

Uiteindelijk wordt de vordering van P4C gedeeltelijk toegewezen, waarbij N4CT wordt veroordeeld tot betaling van € 32.717, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

zaaknummer / rolnummer: C/09/583231 / HA ZA 19-1164
Vonnis van 9 juni 2021
in de zaak van
PARTNERS4CARS B.V., gevestigd te Venray ,
eiseres,
advocaat mr. L.J.M.G. Kunzeler te Venlo,
tegen
NETWORK4CARS TRADING B.V., gevestigd te Nieuw-Vennep ,
gedaagde,
advocaat mr. P.R. Hendriks te Amsterdam.
Partijen zullen hierna P4C en N4CT genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 november 2019 met producties 1-7,
  • de conclusie van antwoord van 19 februari 2020 met producties 1-22,
  • het tussenvonnis van 22 juli 2020,
  • het proces-verbaal van de op 19 maart 2021 gehouden mondelinge behandeling,
  • de akte van de zijde van P4C van 12 mei 2021,
  • de akte van de zijde van N4CT van 12 mei 2021.
1.2.
Het proces-verbaal van de comparitie is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Zij zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen van feitelijke aard op de verslaglegging kenbaar te maken. Beide partijen hebben hiervan gebruik gemaakt; P4C bij B-formulier van 1 april 2021 en N4CT bij faxbrief van 7 april 2021. De rechtbank leest het proces-verbaal met inachtneming van die opmerkingen, voor zover het feitelijke opmerkingen over de verslaglegging betreft.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
N4CT is actief in de business-to-business handel in
premiumautomerken. Het bedrijf koopt partijen nieuwe auto’s in het ene land en verkoopt deze weer aan haar klanten in een ander land. In 2015 was N4CT voornamelijk actief in Europa.
2.2.
[persoon 1] (hierna: [persoon 1] ) is in mei 2015 als verkoper in loondienst getreden van N4CT . Deze arbeidsrelatie was wederzijds bedoeld om te zien of [persoon 1] N4CT kon helpen bij het uitbouwen van haar activiteiten buiten Europa. [persoon 1] had ervaring met de verkoop van
premium brandauto’s buiten Europa, en wilde graag zelf gaan ondernemen. Als de samenwerking zou bevallen, wilden partijen die onderbrengen in een gezamenlijke onderneming.
2.3.
De samenwerking verliep het eerste jaar naar wens. In 2016 hebben N4CT en [persoon 1] hun samenwerking ondergebracht in een gezamenlijke onderneming, N4C W4I Partners BV .
2.4.
In 2018 hebben N4CT en [persoon 1] hun samenwerking opnieuw gestructureerd. [persoon 1] heeft alle aandelen in N4C W4I Partners BV overgenomen, waarna N4CT en N4C W4I Partners BV op 29 juni 2018 een overeenkomst van opdracht hebben getekend (de Assignment Agreement). De Assignment Agreement bevat onder meer de volgende bepalingen:
Article 1. Definitions and interpretation
(…)
Buying Opportunitie(s): One or more possibilities for Network4Cars Trading or Related Entities to buy used or new automobiles from sellers residing for a price that, to Network4Cars Trading ’s reasonable judgement leaves a reasonable chance to (re)sell the automobiles with a fair profit margin.
Sales Opportunitie(s): One or more possibilities for Network4Cars Trading or Related Entities to sell used or new automobiles to customers residing for a price in line with Network4Cars Tradings pricing standards.
(…)
Article 3. Appointment
3.1
Network4Cars Trading and the Assignee hereby agree that the Assignee shall perform the following services for Network4Cars Trading and/or any Related Entity:

create Buying – and Sales Opportunities;

extend the network of Network4Cars Trading ;

register any relevant activities of the Assignee and register any relevant information as to Buying- and Sales Opportunities in the systems Network4Cars Trading has made or shall make available to the Assignee (such as but not limited to the system called “Salesforce”), whereby Assignee shall follow any reasonable instructions by Network4Cars in using these systems.
(…)
Article 6. Fees, additional fees and expenses
6.1
The Parties agree on a monthly fee of EUR 6.667,00 excluding VAT. (…)
6.2
As for each cars purchased or sold and for which the invoiced amount is collected, Assignee is entitled to 15% of the net car profit as set out in Schedule 1. (…) All costs incurred by Network4Cars or Assignee, upon mutual consent, to conclude the purchase or sale of cars, including the monthly fee according to clause 6.1, will be deducted from the accumulated net car profit. Parties will provide to each other a specification of these costs. Assignee shall, after the end of each quarter, issue a valid invoice to Network4Cars for the fees accumulated according to this clause.
(…)
6.4
Network4Cars will pay 75% of the invoices issued by Assignee under clause 6.2 within 15 days after the date the invoice is received by Network4Cars . The remaining 25% will be kept as reserve depending on the exposure Network4Cars has regarding cars ordered for Assignee.”
2.5.
Bij e-mail van 15 oktober 2018 heeft N4CT P4C het volgende geschreven:
“In bijlage tref je de rc-verhouding per heden aan. Per vandaag heeft W4I nog € 85k te vorderen van Network4Cars . Zoals afgesproken wordt er een buffer gehanteerd van 25% over resultaten van afgelopen 2 jaar. Dat komt neer op € 77k. Dat betekent dus dat we nog € 7.764 kunnen overboeken. Hier zit dan nog niet het resultaat van afg. kwartaal bij.”
Uit het overzicht in de bijlage volgt dat het totaal van de rekening-courant, na overmaken van de € 7.764, € 77.236 bedraagt.
2.6.
Bij e-mail aan N4CT van 23 mei 2019 heeft [persoon 1] de samenwerking per direct beëindigd. In deze e-mail stond onder meer het volgende:
“Het zit bij mij zo hoog dat ik besluit om de samenwerking per direct (23-05-2019) op te zeggen. Ik verwacht dan ook van jullie kant een eind afrekening, en rekening houden met fiscale aspecten. Zoals afwikkeling RC verhouding tussen N4C W4I Partners BV en Network4Cars Trading BV, waarover reeds door mij BTW/vennootschapsbelasting betaalt is. Verder ga ik dus akkoord met de afrekening op Q1-2019 zoals door [naam] opgesteld en gecommuniceerd is, en zal dan de facturen mbt Q1-2019 dan ook facturen zoals ik dit altijd doe richting [naam] . Verder verwacht ik dat de door mij verkochte auto’s en geleverd na 31-03-2019 dan ook volgens het vastgelegde contract gewoon afgewerkt wordt. Het betreft de volgende SOR-en, zie onderstaande:
[volgt overzicht SOR-nrs. auto’s in
“Pijplijn”en
“Reeds geleverd”]
(…)
Ik sta open voor een persoonlijk onderhoud om de eindafrekening samen door te nemen of af te kaarten. (…)”
2.7.
Bij statutenwijziging van 28 juni 2019 heeft N4C W4I Partners BV de naam van de vennootschap veranderd in Partners4Cars ( P4C ).
2.8.
Bij e-mail van 1 augustus 2019 heeft N4CT P4C een voorlopige afrekening toegezonden, met daarbij het volgende bericht:
“In bijlage tref je de afrekening onder voorbehoud aan. Kan je hier een blik op werpen en kijken of iets ontbreekt?
Deze is nog niet definitief aangezien hier bijv. nog niet de MB 2018 in zijn opgenomen.
Ik ben een week weg en dan pakken we dit na mijn vakantie weer verder op.”
2.9.
Bij e-mail van 9 augustus 2019 heeft P4C op de e-mail van 1 augustus 2019 gereageerd:
“Als eerst bedankt voor het toezenden van de afrekening van de marge over July 2018 – Juni 2019. In het overzicht zijn inderdaad e.e.a. opmerkingen over en wel als volgt:
[volgen 8 punten]
Ik stel op basis van de door jullie aangeleverde afrekening van de marge July 2018-Juni 2018 (excel bestand) dan het volgende voor:
1. Doorvoeren punten 1,2 en 3 wat dan op een tegoed van de marge komt van EURO 76.165 + EURO 1884 + EURO 197 + EURO 5735 = EURO 83.981
2. E200 MY2018: De GM-Pot (Grand Motors) ad EURO 158.500 die geheel over de laatste 14X MB E200 MY2018 verdelen daardoor gaat de inkoop 10.000-11.000 per stuk naar beneden. Dit is misschien niet helemaal nodig, het totale verlies van de andere auto’s zijn al doorbelast in mijn marge berekening op IVR Nivo. Ipv deze pot volgens de share percentage te verdelen wat destijds [naam 2] voorstelde, lijkt deze optie het beste.
En daarmee is de marge over July 2018-Juni 2019 afgekaart , mits ik een akkoord heb van jullie voor 17-08-2019.
Ik wil namelijk hierbij niet te lang stil staan en dit punt snel afhandelen.”
2.10.
Bij e-mail van 16 augustus 2019 heeft N4CT hierop onder meer het volgende geantwoord:
“Ik heb naar jouw opmerkingen gekeken en er nog doorheen gelopen. Hierbij mijn antwoorden:
[volgt reactie op de 8 punten]
Een aantal toevoegingen:
[volgen 3 nieuwe punten]
Hiermee komen we uit op een totaalbedrag van € 63.964. Gezien onze ervaring met afleveringen en annuleringen gaan we pas tot afrekening van de auto’s “not paid or in arrival” als deze afgewikkeld zijn. Deze hou je dus tegoed.
Als [naam 2] volgende week terug is bespreken we de afwikkeling van de betaalde auto’s. Wij vinden het wel belangrijk dat er afspraken gemaakt worden over de toekomst en hoe wij elkaar niet in de weg lopen. Ik zag dat je de naam van het bedrijf inmiddels hebt gewijzigd wat goed nieuws is.
Mochten er nog opmerkingen zijn, dan hoor ik van je.”
2.11.
Bij e-mail van 20 augustus 2019 heeft P4C hierop als volgt gereageerd:
“Ik ben het niet eens met je antwoorden en toevoegingen van 16 augustus. Daar kunnen we over gaan en blijven discussiëren, maar ik zou het prettiger vinden als we dit punt snel kunnen afronden met de betaling van een bedrag waarin we ons allebei kunnen vinden. Daarbij ben ik bereid om met wat minder genoegen te nemen, als er meteen betaald wordt en niet voor een deel pas na betaling van de bestelde auto’s.
Ik wil daarom het volgende voorstel doen: jullie betalen mij deze week een bedrag van € 60.500 voor de marge over July 2018 - Juni 2019, waarmee de afwikkeling van deze marge dan ook meteen volledig en definitief afgekaart is. Bovendien zal ik dan meteen na ontvangst van dat bedrag de auto inleveren die ik nog in gebruik heb.
Ik hoor graag van je of jullie daarmee instemmen, waarna we het over de verdere afwikkeling van de samenwerking kunnen hebben.”
2.12.
Op dit voorstel heeft N4CT bij e-mail van 23 augustus 2019 als volgt geantwoord:
“Dan zijn we het eens over het bedrag van de afwikkeling. Ben jij aankomende dinsdag om 11u of 14u beschikbaar voor een call om het te hebben over de toekomst?”
2.13.
Bij brief van 3 september 2019 heeft de toenmalige advocaat van P4C N4CT onder meer het volgende geschreven:
“(…) Die afwikkeling van de samenwerking ziet op een aantal punten.
Marge juni 2018 – juli 2019
In de eerste plaats heeft die betrekking op het restant van de aan cliënte toe te rekenen marge over de periode juni 2018 tot juli 2019. Hoewel tussen u en cliënte een verschil van inzicht bestaat over de hoogte van dit tegoed, heeft cliënte uiteindelijk voorgesteld met een lager bedrag genoegen te nemen dan waarop hij – ook volgens uw berekeningen – recht zou hebben wanneer voor alle verkochte auto’s betaald is, onder de voorwaarde dat dat lagere bedrag onmiddellijk betaald zou worden.
(…)
Rekening-courant
Daarnaast is er een rekening-courantverhouding tussen u en cliënte die volgens uw e-mail van 15 oktober 2018 met bijlage een vordering van cliënte op u behelsde van (…) € 77.236,00. Nu de samenwerking met u tot een einde gekomen is, zal ook dit onderdeel afgewikkeld moeten worden. Namens cliënte eis ik bij deze de vordering uit hoofde van deze rekening-courantverhouding op.
Namens cliënte verzoek ik u het bedrag van € 77.236,00 (…) uiterlijk op 6 september 2019 te voldoen aan cliënte door overboeking op onze derdengeldenrekening (…)”
2.14.
N4CT heeft daarop bij e-mail van 9 september 2019 onder meer het volgende geantwoord:
“Wij bevestigen het bestaan van het genoemde rekeningcourant-tegoed ad EUR 77.236. Echter zullen wij op dit moment nog niet overgaan tot afrekening aangezien we nog steeds een exposure hebben op de portefeuille van uw client en geconfronteerd kunnen worden met verrassingen. In onze industrie gebeurt dit helaas nog wel eens. Dit is ook met uw client afgesproken. Uiteraard zullen wij, zoals wij altijd hebben gedaan, hierin transparant zijn en volledige inzage geven in eventuele verrekeningen. Wij zullen uw cliënt hierover periodiek informeren.”
2.15.
De advocaten van partijen hebben vervolgens nader over de vorderingen van P4C gecorrespondeerd. In een brief van 8 oktober 2019 schreef de advocaat van N4CT onder meer het volgende:
“Inmiddels kan Network4Cars Partners4Cars meer duidelijkheid geven over de aan de orde zijnde transacties en wat dit vooralsnog betekent voor de rekening courantverhouding.
(…)
Verlies op Mercedes GLC-Klasse
Network4Cars heeft in overleg met Partners4Cars een zevental Mercedes GLC-Klasse ingekocht ten behoeve van de verkoop daarvan door Partners4Cars . Een aantal daarvan is uiteindelijk met verlies verkocht, het resterende aantal staat nog op voorraad waarbij de verwachting is dat Network4Cars hierop fors moet afschrijven. Conform de daaromtrent gemaakte afspraken deelt Partners4Cars voor haar deel in het verlies op deze transacties. Dit betreft naar verwachting in totaal een bedrag van € 6.312,-. Een specificatie van hoe tot dit bedrag is gekomen treft u bijgaand aan. Als Partners4Cars nu tot een afwikkeling van de rekening-courantverhouding zou willen overgaan, zal voornoemd bedrag in mindering worden gebracht op het rekening-couranttegoed.
Verlies op Mercedes C-Klasse
Network4Cars heeft in overleg met Partners4Cars een aantal Mercedes C-Klasse ingekocht ten behoeve van de verkoop daarvan door Partners4Cars in Noord-Afrika . Nadien is gebleken dat deze auto’s vanwege extreem hoge belastingen en/of een invoer verbod kort gezegd niet voor een voor Network4Cars aantrekkelijke prijs te verkopen zijn in Noord-Afrika omdat deze geproduceerd zijn in Zuid-Afrika . Network4Cars beschouwt dit als een grove fout van Partners4Cars nu zij de Mercedes-specialist is en dit derhalve had moeten weten. Network4Cars kan voornoemde auto’s nu niet verkopen anders dan door forse kortingen te geven. De schade die Network4Cars hierdoor lijdt, bedraagt naar verwachting EUR 47.496,-. Een specificatie van hoe tot dit bedrag is gekomen treft u bijgaand aan. Als Partners4Cars nu tot een afwikkeling van de rekening-courantverhouding zou willen overgaan, zal ook voornoemd bedrag in mindering worden gebracht op het rekening-couranttegoed.
Vordering op Toystown , klant van Partners4Cars
Network4Cars heeft een vordering ten bedrage van EUR 6.149,- op Toystown , een klant waarmee Partners4Carsde relatie onderhield. Network4Cars heeft Partners4Cars reeds verschillende keren hierop gewezen, maar tot op heden is Toystown niet tot betaling overgegaan. Ook dit bedrag zal wanneer Partners4Cars tot een afwikkeling van de rekening-courantverhouding zou willen overgaan in mindering worden gebracht op het rekening-couranttegoed.”
2.16.
De toenmalige advocaat van P4C heeft hierop bij e-mail van 15 oktober 2019 onder meer het volgende geantwoord:
Mercedes GLC-Klasse
Het door uw cliënte gestelde verlies op deze auto’s heeft werkelijk niets te maken met de verkopen uit hoofde waarvan de door cliënte verdiende reserve is aangehouden, en is ook anderszins volstrekt niet aan cliënte toe te rekenen. Het gaat om voorraadauto’s die door uw cliënte ingekocht werden om door medewerkers van uw cliënte verkocht te worden. Daarbij bepaalde uw cliënte de hoeveelheid van de desbetreffende voorraad. Dat deze Mercedes GLC-Klasse in grote hoeveelheden door uw cliënte is ingekocht – cliënte heeft daar nota bene haar bedenkingen bij geuit – had louter te maken met de eigen verwachting van uw cliënte dat daarmee een nieuwe markt zou worden geopend. Het kan uiteraard niet zo zijn dat op de aandelen in de marges die behaald waren uit hoofde van verkopen door cliënte, gekort wordt wegens tegenvallende verkoopdoor anderen
van door uw cliënte ingekochte voorraadauto’s.
Mercedes C-Klasse
Hiervoor geldt m.i. hetzelfde als voor de GLC-Klasse: ook dit heeft niets te maken met de door cliënte verkochte auto’s waarvoor zij haar aandeel in de marges verdiend heeft, en ook deze gestelde tegenvaller is niet op een andere manier aan cliënte toe te rekenen. Dat uw cliënte niet wist dat deze door haar – in de door haar gewenste hoeveelheid – ingekochte voorraadauto’s geproduceerd werden in Zuid-Afrika betwist cliënte bovendien. Uw cliënte wist dat heel goed; cliënte heeft hier nota bene bij herhaling naar geïnformeerd bij de afdeling Inkoop en [naam 2] van uw cliënte. Hoe dan ook kan de gestelde onbekendheid van uw cliënte met de productielocatie niet als een fout van cliënte beschouwd worden om op die manier bijna een halve ton in mindering te brengen op het aan cliënte toekomende rekening-couranttegoed.
Toystown
Dit onbetaalde deel van de vordering van uw cliënte op Toystown heeft wederom niets te maken met het door cliënte opgebouwde rekening-couranttegoed, en alles met een prijsverhoging in de inkoop door uw cliënte waardoor de marges in juli 2018 – juni 2019 met een paar honderd euro per auto naar beneden zouden gaan. Dat is gecompenseerd met een door cliënte geopperde verhoging van de transportkostenvergoeding, waarmee Toystown akkoord gegaan is. Uw cliënte heeft hier in elk geval geen verlies op geleden (maar hooguit minder winst ontvangen) en bovendien geldt, ook wat dit betreft, dat het aan cliënte toekomende deel in deze marge tegen finale kwijting afgekaart is met de getroffen regeling. Dat het door uw cliënte gefactureerde en (nog) niet betaalde bedrag dan alsnog voor rekening gebracht wordt van cliënte, is uiteraard niet aanvaardbaar.”
2.17.
De advocaten van partijen hebben nadien nog verder over de geschillen gecorrespondeerd, maar dit heeft niet tot overeenstemming geleid.

3.Het geschil

3.1.
P4C vordert – samengevat – veroordeling van N4CT tot betaling van € 77.236, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 7 september 2019. Ook vordert zij € 1.547,36 aan buitengerechtelijke kosten en proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente; dit alles uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.
N4CT voert verweer; zij erkent de vordering in hoofdsom maar beroept zich op verrekening met drie vorderingen die N4CT op P4C heeft, van in totaal € 70.326.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Saldo rekening-courant niet in geschil

4.1.
N4CT erkent dat het saldo van de rekening-courantverhouding tussen partijen op het moment van beëindigen van de samenwerking € 77.236 in het voordeel van P4C bedroeg.
4.2.
Het verweer van N4CT houdt in dat zij een deel van dit bedrag al heeft betaald door middel van verrekening met drie vorderingen die zij op P4C stelt te hebben. Het recht op verrekening baseert zij op artikel 6.4 van de Assignment Agreement (hierna: AA).
4.3.
P4C voert verweer tegen de verrekening. Zij meent dat de drie vorderingen, als die al bestaan, onder de door partijen getroffen regeling terzake de marge van juli 2018 – juli 2019 vallen en dus al zijn afgehandeld. Daarnaast betwist P4C de bevoegdheid tot verrekening en de (omvang van de) gestelde vorderingen.
4.4.
Partijen zijn het niet eens over de reikwijdte van de regeling die zij hebben getroffen terzake de marge van juli 2018 – juli 2019, en ook niet over de reikwijdte van artikel 6.4 AA. Omdat beide relevant zijn voor de vraag of de door N4CT opgevoerde vorderingen in beginsel voor verrekening in aanmerking komen, zal de rechtbank deze kwesties eerst behandelen.
Reikwijdte regeling marge juli 2018 – juli 2019
4.5.
P4C meent dat de regeling ziet op de winstmarges over alle auto’s die op basis van haar werkzaamheden waren verkocht en geleverd, met dien verstande dat P4C niet hoefde te wachten totdat deze auto’s ook waren betaald.
N4CT meent dat de regeling alleen ziet op auto’s die in de periode van juli 2018 tot juni 2019 door P4C zijn verkocht, en dus niet op auto’s die op het moment dat partijen de regeling troffen nog niet waren verkocht.
4.6.
Omdat partijen het niet eens zijn over de vraag op welke transacties de door hen in augustus 2019 getroffen regeling (hierna: de margeregeling) precies ziet, moet de rechtbank deze regeling eerst uitleggen. Daarbij komt het aan op de zin die zij in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij in het licht van alle omstandigheden van het geval redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.7.
De rechtbank volgt tot op zekere hoogte de uitleg die N4CT aan de margeregeling geeft. Naar het oordeel van de rechtbank ziet de margeregeling op auto’s die in de periode juli 2018 – juni 2019 al door een concrete klant bij N4CT waren besteld, voor welke bestelling P4C op dat moment al een recht op marge toekwam, of waarvoor haar na afhandeling van de bestelling en betaling door de klant op grond van artikel 6.2 AA een recht op (een positieve of negatieve) marge zou toekomen. Dit oordeel berust op de volgende gronden.
4.7.1.
De rechtbank leest het voorstel dat P4C N4CT in haar e-mail van 20 augustus 2019 deed, in de context van de e-mailwisseling waarin P4C dat voorstel deed: een discussie naar aanleiding van de conceptafrekening voor de marge over de periode juli 2018 tot en met juni 2019 (bijlage bij de e-mail van N4CT van 1 augustus 2019).
4.7.2.
In de conceptafrekening stonden lopende en afgeronde bestellingen, met de daarbij horende kostenposten (o.m. aanbetalings-, annulerings- en rentekosten) en de percentages van de kosten en opbrengsten die voor rekening van P4C kwamen. P4C reageerde in haar e-mail van 9 augustus 2019 op de concept-afrekening met opmerkingen over kostenposten en percentages, en noemde ‘deals en sales contracten’ uit november-december 2018 die op naam van [persoon 1] waren gesloten maar ten onrechte niet in het overzicht voorkwamen. P4C benadrukte dat zij de marge over juli 2018 – juni 2019 snel wilde afkaarten. In haar wederreactie van 16 augustus 2019 noemde N4CT nog een geschil met Autobid over een bestelling en een kwestie rond bestelde S-Klasses die nog tot verliezen konden leiden. N4CT wilde de bestellingen “
not paid or in arrival” pas afrekenen als die waren afgewikkeld, ‘gezien haar ervaring met afleveringen en annuleringen’. Op basis daarvan kwam N4CT tot een voorlopig totaalbedrag aan marge voor P4C over de maanden juli 2018 – juni 2019 van € 63.964; de rest hield P4C tegoed.
Uit deze discussie maakt de rechtbank op dat de afrekening over de periode juli 2018 – juni 2019 zag op auto’s die in die periode mede door inspanningen van P4C al door een concrete klant bij N4CT waren besteld. Sommige van deze bestellingen waren al afgehandeld en door de klant betaald, zodat P4C op grond van artikel 6.2 AA een recht op marge toekwam. Andere bestellingen op de conceptafrekening waren nog niet afgehandeld; ten aanzien van die bestellingen zou P4C op grond van artikel 6.2 AA pas recht op marge krijgen nadat de bestelling was afgehandeld en de klant had betaald.
4.7.3.
P4C deed haar voorstel voor de afwikkeling van de marge over juli 2018 – juni 2019 in reactie op de e-mail van N4CT van 16 augustus 2019: zij zou met minder marge over de periode maanden juli 2018 – juni 2019 genoegen nemen, “
als er meteen betaald wordt en niet voor een deel pas na betaling van de bestelde auto’s”. In de context van de hiervoor geschetste discussie ligt mocht N4CT dit aanbod begrijpen als
  • ziend op alle auto’s die in de periode juli 2018 tot en met juni 2019 door bemiddeling van P4C door een concrete klant bij N4CT waren besteld, en als
  • inhoudend dat P4C bereid was met iets minder marge genoegen te nemen als zij niet hoefde te wachten totdat de lopende geschillen, afleverings- en annuleringskwesties rond die auto’s waren afgehandeld.
Dit voorstel heeft N4CT bij e-mail van 23 augustus 2019 geaccepteerd.
4.7.4.
Duidelijkheidshalve: over auto’s die op voorraad waren ingekocht en in de periode juli 2018 tot en met juni 2019 nog niet door een klant waren besteld, ging de discussie niet. Op dergelijke auto’s ziet de margeregeling naar het oordeel van de rechtbank daarom niet.
Ook blijkt uit de correspondentie dat de conceptafrekening alleen ging over bestellingen die klanten in de periode juli 2018 tot en met juni 2019 bij N4CT hadden gedaan, en niet over bestellingen die in een andere periode waren gedaan. Dit past bij het systeem van kwartaalfacturen waarmee partijen op grond van artikel 6.2 AA werkten. Dit betekent dat de margeregeling niet zag op bestellingen die stammen uit andere kwartalen dan die in de periode juli 2018 tot en met juni 2019.
Artikel 6.4 AA: de reserve
4.8.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is welke vorderingen N4CT mag verrekenen met het bedrag dat zij op grond van artikel 6.4 AA onder zich heeft (hierna: de reserve). Ook hier geldt dat partijen van mening verschillen over hetgeen zij hebben afgesproken, zodat de rechtbank hun afspraken over de reserve zal moeten uitleggen.
4.9.
N4CT stelt dat zij op grond van artikel 6.4 AA op elke factuur die P4C op grond van artikel 6.2 AA indiende, 25% mocht inhouden als reserve vanwege de risico’s die N4CT liep ten aanzien van de auto’s die zij voor P4C had besteld. Die reserve had de vorm van een rekening-courantverhouding, die partijen al sinds juli 2016 op de in het artikel beschreven manier aanhielden.
4.10.
P4C stelt dat de reserve niet kan dienen als een soort stok achter de deur voor N4CT die ervoor moest zorgen dat P4C zich ook na het realiseren van de verkopen zou blijven inspannen. De samenwerking is al in mei 2019 geëindigd; P4C is van mening dat N4CT eventuele risico’s ten aanzien van door P4C tijdens de samenwerking afgewikkelde transacties niet tot in het oneindige op P4C kan blijven afwentelen.
4.11.
De rechtbank is van oordeel dat de afspraken van partijen over de reserve inhouden dat N4CT ondernemingsrisico’s ten aanzien van onder de Assigment Agreement aangekochte of verkochte auto’s, met die reserve mag verrekenen. Dit oordeel berust op de volgende overwegingen.
4.11.1.
Artikel 6.4 AA bepaalt dat “
25% will be kept as reserve depending on the exposure Network4Cars has regarding cars ordered for Assignee.” De term “exposure” wordt in de overeenkomst niet nader gedefinieerd. In de handel ziet deze term doorgaans op (alle) risico’s waaraan een transactie of portefeuille blootstaat. Ook de tekst van artikel 6.4 AA beperkt de
exposurewaarvoor N4CT de reserve mag aanhouden niet tot een bepaald type risico of een bepaalde termijn, maar spreekt in algemene zin van
exposurein verband met voor de opdrachtnemer bestelde auto’s.
4.11.2.
Daarbij komt dat partijen ter zitting hebben toegelicht dat N4CT begin oktober 2018 is opgehouden met het inhouden van de 25% op de marge-facturen van P4C . Zij deed dit omdat zij de opgebouwde reserve inmiddels voldoende vond; zowel om het aandeel van P4C te dekken in het risico dat N4CT onder de Assignment Agreement liep, als om P4C te stimuleren zich voor de gezamenlijke onderneming te blijven inspannen. P4C heeft ter zitting bevestigd dat N4CT onder opgave van die redenen is opgehouden met het inhouden van de 25%, en dat P4C dat goed vond. Deze gang van zaken bevestigt naar het oordeel van de rechtbank dat de reserve bedoeld was om de ondernemingsrisico’s in brede zin te dekken die N4CT liep in verband met auto’s die zij in het kader van de samenwerking met P4C had besteld.
Tussenconclusie: uitleg margeregeling en artikel 6.4 AA
4.12.
Naar het oordeel van de rechtbank ziet de margeregeling op auto’s die in de periode juli 2018 tot en met juni 2019 door een klant bij N4CT waren besteld, voor welke bestelling P4C op dat moment al een recht op marge toekwam, of waarvoor haar na afhandeling van de bestelling en betaling door de klant op grond van artikel 6.2 AA een recht op (een positieve of negatieve) marge zou toekomen. De marge die P4C over die auto’s toekomt en eventuele met die auto’s samenhangende geschillen, hebben partijen met de margeregeling al definitief afgehandeld zodat de rechtbank daarover niet zal oordelen.
4.13.
Artikel 6.4 AA houdt in dat N4CT ondernemingsrisico’s die zij loopt ten aanzien van auto’s die zij als gevolg van de samenwerking met P4C heeft besteld, mag verrekenen met de reserve die zij op grond van artikel 6.4 AA heeft opgebouwd.
4.14.
Tegen deze achtergrond zal de rechtbank de drie vorderingen beoordelen die N4CT met het rekening-courantsaldo wenst te verrekenen.
Vordering i: verlies op partij Mercedes GLC-Klasse
4.15.
N4CT stelt dat zij in overleg met P4C twaalf auto’s uit de Mercedes GLC-Klasse op voorraad heeft ingekocht, met de bedoeling dat P4C die (voor N4CT ) ging verkopen. Op het moment dat P4C de samenwerking beëindigde, waren er nog zeven van deze auto’s op voorraad. N4CT heeft deze zeven auto’s uiteindelijk zelf verkocht met een verlies van in totaal € 6.160; N4CT stelt dat zij dit verlies met de reserve mag verrekenen.
4.16.
P4C meent dat deze kwestie onder de margeregeling valt en dus al is afgehandeld. Ook meent zij dat de transacties niet verrekend mogen worden met de reserve, omdat de auto’s niet door P4C maar door N4CT met verlies zijn verkocht. P4C vind dat zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor een tegenvallende verkoop door anderen.
4.17.
De rechtbank is van oordeel dat deze transactie niet onder de margeregeling valt.
Zoals hiervoor is overwogen, ziet de margeregeling niet op auto’s die op voorraad waren gekocht en in de periode juli 2018 – juni 2019 nog niet door een klant waren besteld. Op de afrekening ten aanzien van deze auto’s is daarom alleen de Assignment Agreement van toepassing.
4.18.
Het betoog van P4C dat zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor een tegenvallende verkoop door anderen c.q. dat deze schade voortvloeit uit haar opzegging zodat zij daarvoor op grond van artikel 2.2 AA niet aansprakelijk is, volgt de rechtbank niet.
4.18.1.
Tijdens de zitting hebben partijen toegelicht dat N4CT de auto’s in overleg met P4C heeft besteld, omdat partijen samen een plek op de
premium brand-markt in Noord-Afrika wilden veroveren. P4C had dit al eerder geprobeerd, maar had toen gemerkt dat klanten in die regio een auto eerst willen zien voor zij iets kopen. Partijen waren zich ervan bewust dat zij een risico namen door de auto’s op voorraad in te kopen, maar hebben die gok gezamenlijk gewaagd om voet aan de grond te krijgen in de Noord-Afrikaanse markt. Nu partijen gezamenlijk het ondernemersrisico hebben genomen dat gepaard ging met het op voorraad kopen van de auto’s, delen zij ook conform artikel 6.2 AA in de uitkomst daarvan.
4.18.2.
Ter zitting hebben beide partijen bevestigd dat P4C op basis van artikel 6.2 AA niet alleen deelde in de winst die N4CT bij verkoop op een auto maakte, maar in voorkomend geval ook in het verlies dat N4CT op een auto leed. Dit blijkt ook uit de e-mailwisseling tussen partijen terzake de afrekening over de periode juli 2018-juni 2019.
4.18.3.
Nu is gesteld noch gebleken dat P4C de auto’s voor een gunstiger prijs had kunnen verkopen dan N4CT heeft gedaan, noch dat N4CT de auto’s zonder P4C ’s opzegging voor een gunstiger prijs had kunnen verkopen, is niet aannemelijk dat de schade een gevolg is van de opzegging door P4C of eigen schuld van N4CT . Daarom dient het op de zeven auto’s geleden verlies conform artikel 6.2 AA te worden afgewikkeld.
4.19.
Voor wat betreft de omvang van het geleden verlies, zal de rechtbank het door N4CT genoemde bedrag toewijzen. P4C heeft het door N4CT gemotiveerd opgevoerde bedrag pas ter zitting in algemene termen betwist. Nu de vordering in de correspondentie tussen partijen meermalen aan de orde is geweest en P4C de hoogte van de vordering daarin niet heeft betwist, is een zo algemene betwisting ter zitting onvoldoende.
Vordering ii: verlies op partij Mercedes C-Klasse
4.20.
De tweede tegenvordering van N4CT betreft schade die volgens N4CT door toedoen van P4C is ontstaan bij de in- en verkoop van auto’s uit de Mercedes C-Klasse.
4.21.
N4CT stelt deze auto’s in overleg met P4C te hebben aangekocht voor de Noord-Afrikaanse markt (Algerije en/of Marokko). Achteraf bleken de auto’s buiten Europa te zijn geproduceerd, waardoor de belastingen en invoerrechten die er in Noord-Afrika over betaald moesten worden zo hoog waren dat N4CT ze uiteindelijk onder de inkoopprijs heeft moeten verkopen om ze kwijt te raken. N4CT stelt dat P4C als specialist op het gebied van internationale autohandel had moeten weten dat de auto’s door de hoge invoerrechten en belastingen op de Noord-Afrikaanse markt niet tegen een gunstige prijs te verkopen waren. Door N4CT desondanks te verzoeken deze auto’s in te kopen, is P4C volgens N4CT toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen onder de Assignment Agreement en daarom aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende schade. Die schade bedraagt volgens N4CT € 58.017.
4.22.
P4C betwist dat N4CT deze vordering met de reserve mag verrekenen. Zij meent dat de auto’s, wat er verder van zij, na 1 juli 2018 zijn verkocht zodat ze onder de margeregeling vallen en al zijn afgehandeld. Verder betwist P4C dat sprake was van wanprestatie van P4C , omdat N4CT zelf ook wist dat de auto’s in Zuid-Afrika waren geproduceerd. Dit zou onder meer blijken uit het feit dat P4C daarnaar meermalen bij de afdeling Inkoop van N4CT had geïnformeerd. Tenslotte meent P4C dat de schade voortvloeit uit haar opzegging, zodat zij daarvoor op grond van artikel 2.2 AA niet aansprakelijk is.
4.23.
De rechtbank is van oordeel dat de verkoop van drie van de auto’s uit de Mercedes GLC-Klasse onder de margeregeling valt, omdat het om auto’s gaat die in juni 2019 al door een klant waren besteld. Volgens het door N4CT als productie 17 overgelegde overzicht geldt dit voor de auto’s met IVR-nummers [auto 1] , [auto 2] en [auto 3] . Het verlies op deze auto’s mag N4CT daarom niet met het rekening-courantsaldo verrekenen.
4.24.
Productie 17 vermeldt vier andere auto’s uit de Mercedes C-Klasse die na 1 juli 2019 zijn verkocht en daarom niet onder de margeregeling vallen; het gaat om de auto’s met IVR-nummers [auto 4] , [auto 5] , [auto 6] en [auto 7] . Op de verkoop van deze auto’s is alleen de Assignment Agreement van toepassing.
De vraag is dan of het advies van P4C aan N4CT om deze auto’s te bestellen voor de Noord-Afrikaanse markt wanprestatie van P4C jegens N4CT vormt onder de Assignment Agreement. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is, en wel om de volgende redenen.
4.25.
Voor de vraag of P4C haar contractuele taak jegens N4CT correct is nagekomen, is bepalend of P4C het aankoopadvies aan N4CT zorgvuldig en conform de taakomschrijving in de artikelen 3.1 en 1.1 AA heeft gegeven.
Anders dan P4C lijkt te menen, is niet bepalend of N4CT had kunnen weten dat haar advies onjuist was. De samenwerking tussen P4C en N4CT berustte immers op het feit dat [persoon 1] een expert was op het gebied van de internationale handel in
premium brandauto’s – een expertise die N4CT nodig had om haar ondernemingsactiviteiten uit te breiden naar markten buiten Europa. Dit hebben partijen ter zitting verteld, en het volgt ook uit de considerans van de Assignment Agreement. Wegens die expertise was de taakverdeling tussen partijen zo dat [persoon 1] N4CT adviseerde over transacties die de markt buiten Europa betroffen, eerst in loondienst maar uiteindelijk als ondernemer via P4C . P4C bereidde de transacties inhoudelijk voor en zette ze in de systemen van N4CT , waarna administratieve goedkeuring van N4CT volgde.
4.26.
Tussen partijen is niet in geschil dat de aankoop van de in Zuid-Afrika geproduceerde auto’s door de invoerkosten een economisch slechte keuze was voor verkoop op de Noord-Afrikaanse markt. In de internationale in- en export zijn invoerkosten een factor van grote betekenis. [persoon 1] wist dit, en hij wist ook dat het probleem van hoge invoerkosten speelde bij auto’s die in Zuid-Afrika zijn geproduceerd; dit blijkt uit zijn e-mails aan N4CT van 11 juni 2018 (productie 20 bij conclusie van antwoord). Ook blijkt uit deze e-mails dat [persoon 1] wist dat de hier bedoelde Mercedessen C-Klasse uit Zuid-Afrika kwamen. Ter zitting heeft [persoon 1] evenwel verklaard dat hij bij het bepalen van de mogelijke markt voor de auto’s in Noord-Afrika geen rekening heeft gehouden met de invoerkosten; hij heeft vooral (naar de rechtbank begrijpt: alleen) op de inkoopkosten gelet. Door in haar inkoopadvies aan N4CT geen rekening te houden met de invoerkosten, heeft P4C zich niet zorgvuldig van haar contractuele taak gekweten. P4C is daarom jegens N4CT aansprakelijk voor de schade die N4CT door dit inkoopadvies lijdt.
4.27.
Ook ten aanzien van deze vordering geldt dat P4C het door N4CT gemotiveerd opgevoerde bedrag pas ter zitting in algemene zin heeft betwist. Hoewel de vordering in de correspondentie tussen partijen meermalen aan de orde is geweest, heeft P4C de hoogte van de vordering daarin niet betwist. In die context is een algemene betwisting ter zitting onvoldoende. De rechtbank zal de door N4CT gevorderde schade ten aanzien van de vier genoemde auto’s die niet onder de margeregeling vallen daarom toewijzen; dat is volgens productie 17 (€ 10.242 + € 9.974 + € 4.061 + € 9.082 =) € 33.359.
Vordering iii: vordering op Toystown
4.28.
De derde tegenvordering van N4CT betreft een vordering van N4CT op Toystown , een klant met wie P4C de relatie onderhield.
4.29.
N4CT stelt dat Toystown via P4C een bestelling bij haar had geplaatst, waarna de leverancier de inkoopprijs verhoogde. Op grond van haar algemene voorwaarden had N4CT die prijsverhoging aan Toystown mogen doorberekenen. P4C heeft die prijsverhoging echter niet doorberekend, hoewel N4CT er meermalen op heeft gewezen dat zij dit moest doen en P4C ook beloofde dit te zullen doen. Volgens N4CT is daarom sprake van wanprestatie van P4C jegens haar. Toystown weigert de prijsverhoging na herhaald aanschrijven te betalen; volgens N4CT lijdt zij hierdoor een schade van € 6.149.
4.30.
P4C meent dat deze kwestie met de margeregeling al tegen finale kwijting is geregeld. Verder vindt zij dat geen sprake is van schade. Door de prijsverhoging zouden de marges met een paar honderd euro per auto naar beneden gaan. P4C heeft de prijsverhoging inderdaad niet direct aan Toystown doorberekend, maar dit was omdat zij er zeker van was dat Toystown daarmee niet akkoord zou gaan. In plaats daarvan heeft P4C de transportkosten met € 100 per auto verhoogd; met die prijsverhoging is Toystown wel akkoord gegaan. P4C meent dat N4CT daarom geen verlies op de verkoop heeft geleden, maar hoogstens minder winst heeft gemaakt.
4.31.
De rechtbank is van oordeel dat deze kwestie niet onder de margeregeling valt. Uit de als productie 22 bij de conclusie van antwoord overgelegde e-mailwisseling blijkt namelijk dat de vordering op Toystown al sinds mei 2018 openstond; de auto’s waren dus al besteld voor het kwartaal dat op 1 juli 2018 begon.
4.32.
P4C heeft niet weersproken dat N4CT de prijsverhoging op grond van haar algemene voorwaarden aan Toystown mocht doorberekenen. In zijn e-mail van 25 maart 2019 (productie 22 bij conclusie van antwoord) heeft [persoon 1] na een vraag van N4CT ook beloofd dat hij ervoor zou zorgen dat Toystown het openstaande bedrag zou betalen. Ter zitting heeft [persoon 1] verklaard dat hij de prijsverhoging niet wilde doorberekenen omdat hij wist dat Toystown daar niet mee zou instemmen, maar dat hij de kwestie niet met N4CT heeft besproken omdat hij ook wist dat N4CT gewoon de algemene voorwaarden zou willen handhaven. Hij heeft toen een middenweg gezocht door de transportkosten per auto € 100 te verhogen, maar heeft deze oplossing niet met N4CT besproken.
Daarmee staat vast dat P4C de prijsverhoging tegen de afspraken in niet heeft doorberekend. Ook op dit punt heeft P4C zich niet zorgvuldig van haar contractuele taak gekweten, zodat zij jegens N4CT aansprakelijk is voor de schade die N4CT daardoor lijdt.
4.33.
N4CT heeft niet weersproken dat P4C wel per auto € 100 extra kosten heeft doorberekend, die anders niet aan Toystown zouden zijn doorberekend. Dit betekent dat de schade daardoor is beperkt.
4.34.
N4CT heeft niet gespecificeerd op hoeveel auto’s de schadepost ziet en P4C heeft niet gespecificeerd hoeveel keer € 100 zij heeft doorberekend, zodat de rechtbank niet kan berekenen hoeveel schade resteert na aftrek van de extra transportkosten. De rechtbank zal de schade daarom schatten, op grond van artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek; de rechtbank schat de schade op € 5.000.
Wettelijke handelsrente
4.35.
P4C vordert wettelijke handelsrente vanaf 7 september 2019, zijnde de dag nadat de in haar sommatiebrief van 3 september 2019 genoemde betalingstermijn was verstreken. N4CT heeft op dit punt geen verweer gevoerd.
4.36.
De rechtbank zal daarom wettelijke handelsrente over de vordering toewijzen.
De rekening-courantverhouding bestaat uit de vertraagde betaling van een deel van de vergoeding die P4C toekwam voor de levering van haar diensten aan N4CT . De uitbetaling van het saldo van die rekening-courantverhouding betreft dus de voldoening van een geldsom voortvloeiend uit een handelsovereenkomst bedoeld in artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.37.
De rechtbank zal de wettelijke handelsrente echter toewijzen vanaf 4 oktober 2019 en niet vanaf 7 september 2019.
4.37.1.
De wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW wordt namelijk verschuldigd door het verstrijken van de fatale betalingstermijn of, indien deze niet is overeengekomen, van rechtswege door het verstrijken van de in lid 2 van dit artikel genoemde termijnen.
4.37.2.
Partijen zijn geen betalingstermijn overeengekomen voor de uitkering van de rekening-courantverhouding, noch in de Assigment Agreement, noch in de margeregeling. Dit betekent dat de handelsrente is gaan lopen vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop N4CT de factuur voor het saldo van P4C heeft ontvangen. In dit geval heeft P4C geen factuur gestuurd, maar zij heeft in haar sommatiebrief wel een daaraan gelijkwaardig verzoek tot betaling gedaan (vgl. HR 26 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:339). De rechtbank zal de wettelijke handelsrente daarom toewijzen vanaf (3 september 2019 + 1 + 30 dagen =) 4 oktober 2019.
Buitengerechtelijke kosten
4.38.
P4C maakt aanspraak op betaling van € 1.547,36 aan buitengerechtelijke incassokosten. Uit producties 5 bij dagvaarding en 15 bij conclusie van antwoord blijkt dat meerdere werkzaamheden zijn verricht die voor vergoeding in aanmerking komen.
De rechtbank zal over het toegewezen bedrag € 875 + 1% over (€ 32.717 - € 10.000) = € 1.102,17 aan buitengerechtelijke kosten toewijzen, conform de staffel ingevolge de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten.
Conclusie
4.39.
Het saldo van de rekening-courantverhouding tussen partijen bedroeg op het moment van beëindigen van de samenwerking € 77.236 in het voordeel van P4C . Met dit tegoed mag N4CT een bedrag van (€ 6.160 + € 33.359 + € 5.000 =) € 44.519 aan vorderingen verrekenen, zodat de rechtbank de vordering van P4C slechts gedeeltelijk zal toewijzen, namelijk tot een bedrag van € 77.236 - € 44.519 = € 32.717.
4.40.
Beide partijen zijn gedeeltelijk in het gelijk en gedeeltelijk in het ongelijk gesteld; de rechtbank ziet daarin aanleiding om de proceskosten te compenseren. Dat houdt in dat ieder de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt N4CT om aan P4C te betalen een bedrag van € 32.717,00 (tweeëndertig duizendzevenhonderdzeventien euro), vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in art. 6:119a BW over het toegewezen bedrag met ingang van 4 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling, en met € 1.102,17 aan buitengerechtelijke kosten;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J-A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2021. [1]

Voetnoten

1.type: