Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Egyptische nationaliteit, had op 24 februari 2020 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, en Nederland had een verzoek om terugname gedaan, dat door Duitsland was aanvaard. Eiser voerde aan dat hij ten onrechte geen uitstel had gekregen voor het indienen van een zienswijze, omdat het voor zijn gemachtigde moeilijk was om contact met hem te krijgen door de coronamaatregelen.
De rechtbank overwoog dat eiser tweemaal om uitstel had verzocht, en dat deze verzoeken waren gehonoreerd. Na een aanvullend voornemen had eiser de gelegenheid gekregen om binnen twee weken een zienswijze in te dienen, wat hij op 20 mei 2020 deed. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat hij niet in staat was om contact te hebben met zijn gemachtigde. Daarnaast werd de stelling van eiser dat hij in Duitsland was mishandeld als onvoldoende onderbouwd beschouwd, waardoor de rechtbank het interstatelijke vertrouwensbeginsel van toepassing achtte.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. S.D.C.J. Verheezen. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.