Uitspraak
REchtbank DEN Haag
[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag , verweerder
De Koninklijke Haagse Woningbouwvereniging 1854(vergunninghouder), te Den Haag
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 mei 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoekster tegen het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De zaak betreft de verlening van een omgevingsvergunning voor de realisatie van 43 appartementen. Verweerder heeft de vergunning verleend voor het gedeeltelijk slopen en veranderen van een pand aan de [straat 1] en [straat 2] in Den Haag. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vreest voor schade aan omliggende woningen en een aantasting van het straatbeeld door de bouw. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen sterke twijfel bestaat aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de vergunninghouder een bouwveiligheidsplan moet aanleveren voordat met de bouw kan worden begonnen, en dat de bezonning en parkeereisen zijn beoordeeld volgens de geldende normen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de belangen van verzoekster niet zwaarder wegen dan die van de overige partijen. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.