3.2De voorzieningenrechter constateert dat de verleende vergunning direct uitvoerbaar is. Vergunninghouder heeft te kennen gegeven half mei te beginnen met de werkzaamheden. Gelet daarop is naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Voor de vraag of sterke twijfel bestaat aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4. De voorzieningenrechter stelt ten aanzien van voornoemd voorlopig rechtmatigheidsoordeel voorop dat een aantal gronden van het onderhavige reeds is beoordeeld in de uitspraak van 21 januari 2021. Zoals ook ter zitting benadrukt, kan een nieuw verzoek om een voorlopige voorziening vanzelfsprekend niet dienen als een vorm van ‘hoger beroep’ tegen het eerdere (afwijzende) oordeel van de voorzieningenrechter. Voor zover de gronden van het verzoek zien op de uitspraak van 21 januari 2021 zal de voorzieningenrechter deze daarom buiten beschouwing laten. Een herhaald verzoek om een voorlopige voorziening kan slechts voor toewijzing in aanmerking komen, indien de verzoeker een beroep doet op nieuwe feiten of omstandigheden, die toewijzing van een dergelijk verzoek rechtvaardigen. De voorzieningenrechter zal dan ook enkel de gronden bespreken voor zover die zien op nieuwe feiten en omstandigheden van na de uitspraak van 21 januari 2021.
5. Verzoeker voert in de eerste plaats aan dat het bouwplan niet voldoet aan het Bouwbesluit omdat de bouwconstructie niet deugt. Ter onderbouwing daarvan heeft hij een rapport van bouwkenners.nl van 3 februari 2021 overgelegd waaruit volgt dat een aantal berekeningen die aan de besluitvorming ten grondslag zijn gelegd niet juist zijn.
6. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo, voor zover hier van belang, is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit (a) het bouwen van een bouwwerk en (c) het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk geweigerd, in geval van, kort gezegd, (a) strijd met het Bouwbesluit, (b) strijd met de Bouwverordening, (c) strijd met het bestemmingsplan en (d) strijd met de redelijke eisen van welstand. Dit betekent dat het Bouwbesluit inderdaad van belang is bij het verlenen van een vergunning.
7. Op basis van het verhandelde ter zitting is de voorzieningenrechter in dit verband duidelijk geworden dat verzoeker absolute zekerheid wil dat de dakopbouw geen gevolgen zal hebben voor zijn woning. Hij vreest dan ook schade aan zijn woning, hetgeen verzoeker helder en gemotiveerd heeft toegelicht. Zoals overwogen dient verweerder met betrekking tot de bouwtechnische veiligheid het bouwplan te toetsen aan het Bouwbesluit. De vraag of een bouwplan voldoet aan het Bouwbesluit is evenwel een aannemelijkheidstoets: een omgevingsvergunning voor bouwen moet geweigerd worden, als de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen voldoet aan de voorschriften in het Bouwbesluit. Verweerder heeft bij die toetsing beoordelingsruimte. Dit betekent dat, anders dan verzoeker veronderstelt, niet hoeft te zijn aangetoond dat aan het Bouwbesluit wordt voldaan. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Afdeling van 7 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2375. 8. Verweerder heeft de constructieberekeningen neergelegd in het rapport 7 mei 2020 van bureau Maters de Koning aan de besluitvorming ten grondslag gelegd. Op 12 oktober 2020 is door Maters de Koning een nader rapport opgesteld waarin specifiek wordt ingegaan op de controleberekening van de fundering van het woonhuis van vergunninghouder.
9. Verzoeker heeft vervolgens aan bouwkenners.nl een aantal vragen voorgelegd over de berekeningen van Maters de Koning in de voormelde rapporten. De antwoorden van bouwkenners.nl zijn neergelegd in het rapport van 3 februari 2021. Hieruit volgt onder meer dat in sommige berekeningen niet de juiste waarden zijn betrokken.
10. Maters de Koning heeft vervolgens de voormelde opmerkingen van bouwkenners.nl doorgevoerd in de constructieberekeningen. De uitkomsten daarvan zijn neergelegd in de email van 25 maart 2021. Maters de Koning heeft op grond daarvan beoordeeld of de constructie naar aanleiding van de nieuwe uitkomsten nog aan de vereisten in het Bouwbesluit voldoet, en geconcludeerd dat dat het geval is.
11. De voorzieningenrechter ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Het rapport van bouwkenners.nl geeft er weliswaar blijk van dat niet alle berekeningen volledig juist zijn, maar geeft geen antwoord op de vraag in hoeverre het bouwplan voldoet aan het Bouwbesluit. Maters de Koning heeft op grond van de opmerkingen van bouwkenners.nl nieuwe berekeningen gemaakt en daarbij een oordeel gegeven op de vraag of de constructie voldoet. Alhoewel dit niet de absolute zekerheid biedt die verzoeker wenst, voldoet de aanvraag hiermee (naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter) wel aan de eisen die de wet stelt. Zonder afbreuk te doen aan mogelijke gevoelens van onmacht voor wat betreft het feit dat verzoeker niet steeds gehoor vindt op het technisch niveau waarop hij antwoorden zoekt, ziet de voorzieningenrechter daarom voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bouwplan voldoet aan het Bouwbesluit.
12. Verzoeker voert verder aan dat de WCE op 8 februari 2021 ten onrechte heeft ingestemd met een wijziging in het type dakpannen. De commissie heeft gesteld dat de Tuile Nord pannen overeenkomstig de dakopbouwen van de nummers [huisnummer 5] en [huisnummer 6] van de [weg] zijn. Dat klopt volgens verzoeker niet omdat de dakopbouw van de [weg] [huisnummer 6] die dakpannen niet heeft. Verzoeker heeft ter zitting toegelicht dat hij de gewijzigde dakpannen niet in het straatbeeld vindt passen.
13. De voorzieningenrechter ziet in het betoog van verzoeker over de dakpannen evenmin aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Verweerder heeft in het verweerschrift toegelicht dat per abuis nummer [huisnummer 6] is vermeld in het advies van de WCE, dat had nummer [huisnummer 7] moeten zijn. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat de stelling van verzoeker dat de hij de dakpannen niet passend vindt in het straatbeeld evenmin noopt tot het treffen van een voorlopige voorziening. Verder is de voorzieningenrechter niet gebleken dat de aard van de wijziging noch de gestelde onduidelijkheid voor wat betreft de vraag wat de juiste tekening is op basis waarvan kan worden geacteerd, nopen tot schorsing van de werking van de vergunning.
14. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.