Uitspraak
REchtbank DEN Haag
Stichting De Faunabescherming, te Amstelveen, verzoekster
Omgevingsdienst Haaglanden, verweerder
Havenbedrijf Rotterdam N.V.(ontheffinghouder) te Rotterdam
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2021 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening van Stichting De Faunabescherming tegen het Havenbedrijf Rotterdam N.V. Het verzoek betreft de verlenging van een ontheffing die eerder was verleend voor het experiment met het verplaatsen van eieren van meeuwensoorten in het havengebied van Rotterdam. De ontheffing was oorspronkelijk verleend op 1 mei 2020 en verlengd tot 1 maart 2022. De verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit van de Omgevingsdienst Haaglanden, dat de ontheffing verlengde, en verzocht om een voorlopige voorziening omdat zij vreest voor onomkeerbare gevolgen van het verplaatsen van de eieren.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er sprake is van een spoedeisend belang, omdat de ontheffing direct gebruikt kan worden. Echter, de rechter heeft ook vastgesteld dat er geen sterke twijfel bestaat aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoekster, die stelde dat de ontheffing ten koste gaat van de instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken vogelsoorten, niet overtuigend geacht. De rechter heeft geconcludeerd dat de ontheffing noodzakelijk is voor het uitvoeren van onderzoek en dat de maatregelen die zijn getroffen om de negatieve effecten te beperken voldoende zijn.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de ontheffing niet leidt tot een verslechtering van de staat van instandhouding van de betrokken vogelsoorten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.