ECLI:NL:RBDHA:2021:6138

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
15 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 20_4585
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 22 juni 2021, is de weigering van een WIA-uitkering aan eiseres aan de orde. Eiseres, die als kok werkte, had zich in 2017 ziek gemeld na een auto-ongeluk en had in 2019 een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. De verzekeringsarts concludeerde dat eiseres per 30 oktober 2019 gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, maar niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar linkerschouderklachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid.

De rechtbank heeft het procesverloop en de medische rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zorgvuldig bestudeerd. Eiseres had diverse klachten, waaronder schouder- en knieklachten, die haar werkcapaciteit beïnvloedden. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat de klachten van eiseres, inclusief de linkerschouderklachten, waren meegenomen in de beoordeling. De rechtbank vond geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen en oordeelde dat de weigering van de WIA-uitkering terecht was.

Eiseres voerde ook aan dat de WIA-regeling discriminerend was voor mensen met een lager inkomen. De rechtbank verwierp dit argument, omdat de WIA-uitkering gebaseerd is op het inkomen dat iemand door arbeidsongeschiktheid misloopt. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van discriminatie en dat de beslissing van verweerder om de WIA-uitkering te weigeren op goede gronden was genomen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4585

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.P. Koevoets),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. J.H. Swart).

Procesverloop

In het besluit van 10 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder met ingang van
30 oktober 2019 eiseres een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd.
In het besluit van 29 mei 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan deze procedure.
1. Op 22 januari 2017 is eiseres uitgevallen voor haar werk als kok voor 23,91 uur per week bij restaurant [restaurant] met lichamelijke klachten. Deze klachten houden verband met een auto-ongeluk. Eiseres heeft met name nog last van schouderklachten beiderzijds, linkerknie-en buikklachten. De ziekmelding is gedaan op 1 november 2017. Op 26 juli 2019 heeft eiseres een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend.
2.1
In het kader van deze aanvraag is eiseres op 1 oktober 2019 door de verzekeringsarts op het spreekuur gezien. De verzekeringsarts heeft van zijn bevindingen op 1 oktober 2019 een rapport uitgebracht. Hieruit volgt dat eiseres met betrekking tot de rechterschouder- en armklachten beperkt is voor reiken, duwen, trekken, tillen en dragen, repeterende belastingen en voor langdurig computergebruik. Met betrekking tot de linkerschouder heeft de verzekeringsarts aangegeven dat een beperking geldt bij langdurige belastingen boven schouderhoogte. Voor de linkerknie geldt een beperking bij langdurig staan en er geldt een beperking voor handmatig schakelen bij het autorijden. Al deze beperkingen heeft de verzekeringsarts vastgelegd in de diverse rubrieken van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 1 oktober 2019.
2.2
Aan de hand van deze FML zijn door de primaire arbeidsdeskundige diverse functies geduid. Vervolgens heeft verweerder in het primaire besluit vastgesteld dat eiseres per 30 oktober 2019, de datum in geding, geen recht heeft op een WIA-uitkering. Eiseres is per die datum wel gedeeltelijk arbeidsongeschikt te achten maar de mate van arbeidsongeschiktheid is niet meer dan 21,44%. Verweerder heeft daaraan voornoemde rapporten van de primaire verzekeringsarts en de primaire arbeidsdeskundige ten grondslag gelegd.
3.1
Naar aanleiding van het bezwaar hebben de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) en de arbeidsdeskundige b&b onderzoek verricht. De verzekeringsarts b&b heeft daarvan op 27 mei 2020 een rapport opgemaakt. Hierin staat dat deze arts aan de hand van dossierstudie een onderzoek heeft verricht, waarbij hij alle beschikbare medische informatie van de behandelend sector bij zijn oordeelsvorming heeft betrokken. De verzekeringsarts b&b heeft de FML aangepast. Hij vindt dat eiseres ook is aangewezen op werk waarin geen hoog handelingstempo vereist is. Verder dient beroepsmatige deelname aan het verkeer in een auto door eiseres te worden vermeden. Ook is eiseres beperkt voor schrijven, waarbij de verzekeringsarts b&b in de aangepaste FML van 28 mei 2020 als toelichting heeft vermeld ‘max 15 minuten achtereen’. Deze toelichting geldt ook voor het werken met toetsenbord en muis. De verzekeringsarts b&b heeft in de aangepaste FML bij onderdeel 4.15.1 (frequent lichte voorwerpen hanteren) de toelichting eveneens gewijzigd naar ‘rechts sterk beperkt en niet langer dan 15 minuten achtereen’.
3.2
De arbeidsdeskundige b&b heeft aan de hand van de aangepaste FML een herbeoordeling verricht. De resultaten hiervan staan verwoord in het rapport van 28 mei 2020. Hij vindt eiseres niet geschikt voor alle functies die door de eerste arbeidsdeskundige zijn geduid. Daarvoor in de plaats heeft hij de functies medewerker tandtechniek (SBC-code 264050), machinaal metaalbewerker (exclusief bankwerk) (SBC-code 264122), monteur printplaten (SBC-code 267051) en de reserve functie machinebediende inpak-/verpakkingsmachine (SBC-code 271093) geselecteerd. Op basis van die functies is de mate van arbeidsongeschiktheid gewijzigd vastgesteld op 27,69%.
4. Verweerder heeft daarop in het bestreden besluit het bezwaar ongegrond verklaard en bepaald dat de weigering van de WIA-uitkering in stand blijft.
Standpunt van eiseres.
3.1
Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij vindt dat zij 100% arbeidsongeschikt is en dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsarts is aangenomen. Uit de behandeling van het beroep ter zitting leidt de rechtbank af dat eiseres met name vindt dat verweerder haar linkerschouderklachten onvoldoende heeft meegenomen in de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid. Zij wijst op de beschikbare medische informatie waarin de linkerschouderklachten staan vermeld. Naast de proximale humerus fractuur is er ook sprake van een botsplinter in de linkerschouder waardoor er impingement is ontstaan. De beperkingen vastgelegd in de FML hebben volgens eiseres hoofdzakelijk betrekking op de rechterschouderklachten, terwijl zij ook links veel pijnklachten en beperkingen ervaart. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting diverse punten uit de FML opgesomd waarvan hij vindt dat eiseres ook links beperkt dient te worden beschouwd, zoals de punten 4.8 (reiken) en 4.12 (torderen). Verder lijkt het er volgens de gemachtigde op dat bij punt 4.2 (localisatie beperkingen) de linkerschouderklachten niet zijn meegenomen. Tevens stelt eiseres zich op het standpunt dat zij niet in staat is om acht uur per dag, veertig uur per week te werken vanwege de pijnklachten.
3.2
Eiseres heeft in beroep medische informatie van fysiotherapeut F.A. Carol overgelegd van 7 juli 2020. Uit deze informatie blijkt volgens eiseres ook dat zij beperkingen heeft vanwege de klachten aan haar linkerschouder.
3.3
Eiseres heeft zelf ter zitting een verklaring voorgelezen. Zij heeft hierbij haar bedenkingen geuit over het medisch onderzoek van de eerste verzekeringsarts. Hij maakte summiere aantekeningen en ook het lichamelijk onderzoek vond eiseres summier. Verder heeft eiseres opgemerkt dat het niet alleen gaat om krachtsverlies die het gevolg is van de aandoeningen maar dat met name ook de pijnklachten tot vergaande beperkingen leiden. De FML schiet daarin volgens eiseres tekort. Ook is eiseres van mening dat de huidige WIA-regeling mensen met een laag salaris discrimineert omdat een laag salaris minder, of geen percentage arbeidsongeschiktheid oplevert.
Beoordeling door de rechtbank.
4. Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Hij mag die rapporten volgen als aan drie voorwaarden is voldaan. De rapporten moeten dan:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
Als eiseres van mening is dat een rapport niet aan deze voorwaarden voldoet, dan moet zij uitleggen waarom zij dat vindt. Als eiseres het niet eens is met de beoordeling van de verzekeringsartsen, dan moet zij informatie van een andere arts inbrengen waaruit blijkt dat de beoordeling onjuist is. Het is niet genoeg als eiseres alleen haar gezondheidsklachten noemt.
Voldoet het medisch onderzoek aan de eisen?
5. De rechtbank vindt dat de rapporten van de eerste verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b, gelet op alle onderzoeksactiviteiten die zijn verricht, zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De eerste primaire verzekeringsarts heeft de gegevens in het dossier bestudeerd en eiseres zowel psychisch als lichamelijk onderzocht. De verzekeringsarts b&b heeft de bevindingen van de verzekeringsarts vervolgens heroverwogen, waarbij eveneens dossierstudie is verricht. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat alle klachten die eiseres heeft, ook de linkerschouderklachten, zijn meegenomen bij de beoordeling van haar mate van arbeidsongeschiktheid. Dat geldt ook voor de stukken van haar behandelaars. Ook die zijn betrokken bij de beoordeling. De rechtbank ziet in het dossier geen aanwijzingen dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. De rapporten zijn inzichtelijk, bevatten geen tegenstrijdigheden en de conclusies zijn logisch. Vervolgens moet worden beoordeeld of van de juistheid van die medische beoordeling kan worden uitgegaan.
6.1
Eiseres vindt met name dat haar linkerschouderklachten zijn onderschat door de verzekeringsartsen. Ter toelichting heeft zij verwezen naar de brief van de fysiotherapeut van 7 juli 2020. In deze brief staat vermeld dat één van de blessures bij eiseres haar linkerschouder betreft waarin, als gevolg van het ongeval, impingement is opgetreden. Hiervoor was zij in 2020 nog onder behandeling. Deze informatie geeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanwijzingen dat verweerder de medische situatie van eiseres met betrekking tot haar linkerschouderklachten op de datum in geding verkeerd heeft ingeschat. Zowel de eerste verzekeringsarts als de verzekeringsarts b&b waren van deze klachten en de behandeling die zij hiervoor kreeg op de hoogte. De informatie van de fysiotherapeut bevat geen nieuwe gezichtspunten. Daarbij komt dat in bezwaar ook informatie van de fysiotherapeut beschikbaar was. De verzekeringsarts b&b heeft daarvan kennis genomen. Het gaat om de brief van 28 oktober 2019. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de beperkingen in de FML niet alleen samenhangen met de klachten die eiseres aan haar rechterschouder heeft. Ook de linkerschouderklachten zijn erkend, zij het dat deze in iets mindere mate tot beperkingen leiden. De rechtbank vindt het begrijpelijk dat de verzekeringsartsen voor de linkerschouder minder beperkingen hebben aangenomen. De rechterschouderklachten staan op de voorgrond omdat eiseres hier meer last van had. Dit blijkt met name uit de onderzoeksbevindingen van de eerste verzekeringsarts en ook uit de informatie van de fysiotherapeut waarin staat vermeld dat de schouderfunctie rechts blijvend beperkt is.
6.2
Verder vindt de rechtbank dat de verzekeringsarts b&b afdoende heeft gemotiveerd waarom er geen reden is voor een medische urenbeperking. Die motivering komt erop neer dat eiseres niet voldoet aan de strikte criteria die gelden voor het aannemen van een dergelijke beperking. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om dit onjuist te vinden.
7. Gelet op het voorgaande bestond er naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel over de belastbaarheid van eiseres op de datum in geding. De rechtbank vindt dat zij op dit punt voldoende is voorgelicht. Er is daarom geen reden om een deskundige te benoemen.
Voldoet het arbeidskundige onderzoek aan de eisen?
8. Eiseres voert aan dat de geduide functies haar belastbaarheid overschrijden. De functie medewerker tandtechniek (SBC-code 264050) vindt eiseres ongeschikt omdat er de hele dag met de hand gewerkt wordt. Dit zorgt volgens eiseres voor een ontoelaatbare belasting van haar arm en schouder.
9.1
De rechtbank stelt voorop dat zij uitgaat van de juistheid van de (aangepaste) FML. Op basis van die FML zijn de functies geduid. Hierbij is dus rekening gehouden met de beperkingen die van toepassing zijn. Dit betekent dat de belasting in deze functie, ook al wordt voornamelijk met de handen gewerkt, de mogelijkheden van eiseres niet overschrijdt. Daarbij komt dat de signaleringen die door het CBBS zijn gepresenteerd als teken van een mogelijke overschrijding van de belastbaarheid, door de arbeidsdeskundige b&b afdoende zijn voorzien van een toelichting.
9.2
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres met betrekking tot de functie medewerker tandtechniek nog aangevoerd dat deze functie voor eiseres heel ver van de realiteit afstaat omdat zij daarvoor eerst een vierjarige vakopleiding tot tandtechnicus zou moeten volgen. Hiermee zou zij klaar zijn op achtenzestigjarige leeftijd. Deze beroepsgrond is pas tijdens de zitting naar voren gebracht. Verweerder heeft daar niet op kunnen reageren. De rechtbank vindt dit in strijd met de goede procesorde. Niet gebleken is dat eiseres deze grond niet eerder (in het beroepschrift of in een nadere memorie, tijdig vóór de zitting) naar voren heeft kunnen brengen. Deze beroepsgrond blijft daarom buiten bespreking.
10. Met betrekking tot de functie machinaal metaalbewerker (exclusief bankwerk) (SBC-code 264122) brengt eiseres naar voren dat er met een priem geduwd dient te worden. De arbeidsdeskundige stelt echter dat er in deze functie niet getrokken of geduwd behoeft te worden. Ook in de functie machinebediende inpak-/verpakkingsmachine (SBC-code 271093) wordt er volgens eiseres geduwd en getrokken. Hiervoor is zij beperkt.
11. Deze beroepsgronden treffen geen doel omdat er geen overschrijding van de belastbaarheid is op de beoordelingspunten ‘duwen’ of ‘trekken’ (punt 4.13.2). Blijkens de inhoud van de functie is er op dit onderdeel geen sprake is van een kenmerkende belasting. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding om de functies machinaal metaalbewerker en machinebediende inpak-/verpakkingsmachine ongeschikt te achten voor eiseres. De arbeidsdeskundige b&b heeft afdoende gemotiveerd waarom de functies passend zijn.
12. Met betrekking tot de functie monteur printplaten (SBC-code 267051) voert eiseres aan dat er met een schroevendraaier gewerkt moet worden. Zij is echter beperkt voor het maken van schroefbewegingen. Daarbij merkt zij op dat zij niet alleen rechts klachten heeft, maar ook links.
13. De rechtbank heeft uit de functie inhoud en de daarbij behorende belasting afgeleid dat er sprake is van een signalering op het punt 4.7.1, waarbij het gaat om het maken van een schroefbeweging met arm en hand. De motivering die de arbeidsdeskundige b&b op dit punt heeft gegeven vindt de rechtbank voldoende. Die motivering komt er op neer dat eiseres het in deze functie incidenteel voorkomende gebruik van een schroevendraaier met de linkerhand zou kunnen doen. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding om de functie monteur printplaten ongeschikt voor eiseres te vinden. De arbeidsdeskundige b&b heeft afdoende gemotiveerd waarom de functie passend is.
Discriminatie.
14. Het betoog van eiseres dat de Wet WIA discriminerend is voor mensen met een lager inkomen zoals zij slaagt niet. De WIA-uitkering is een zogeheten loondervingsuitkering: het is een uitkering die wordt gebaseerd op het inkomen dat iemand door arbeidsongeschiktheid misloopt. Iemand met een hoger maatmaninkomen dan eiseres maar met een gelijke restverdiencapaciteit loopt meer inkomen mis. In zo’n geval kan van een gelijke situatie niet worden gesproken en is van discriminatie (ongelijke behandeling van gelijke of voldoende vergelijkbare gevallen) dus ook geen sprake.
15. Tot slot wil de rechtbank nog opmerken dat zij niet in twijfel trekt dat eiseres klachten en daaruit voortvloeiende beperkingen heeft. Ook de verzekeringsartsen gaan hiervan uit. Dit alles betekent echter nog niet automatisch dat eiseres op de datum in geding (30 oktober 2019) volledig arbeidsongeschikt is. Dat eiseres dit blijkbaar anders ziet is voor de rechtbank onvoldoende om te zeggen dat de verzekeringsartsen de medische situatie op dat peilmoment niet goed hebben ingeschat. Daar is meer medische informatie voor nodig, en die informatie ontbreekt. De rechtbank heeft hiervoor uitgelegd waarom zij van oordeel is dat de door eiseres verstrekte informatie van de behandelend sector niet voldoende is om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsartsen. Die informatie was verweerder bekend, en daarmee is ook rekening gehouden.
Conclusie.
16. Het vorenstaande betekent dat aan eiseres terecht en op goede gronden met ingang van 30 oktober 2019 een WIA-uitkering is geweigerd.
17. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van
S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.