In deze zaak heeft eiser op 23 maart 2020 een bijstandsuitkering aangevraagd op basis van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van Delft heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat eiser niet tijdig de gevraagde gegevens heeft aangeleverd. Eiser ontving op 6 april 2020 een verzoek om ontbrekende gegevens, waaronder bankafschriften, en werd gewaarschuwd dat het niet aanleveren van deze gegevens zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van de aanvraag. Ondanks een herinnering op 9 april 2020 heeft eiser niet alle gevraagde informatie tijdig verstrekt.
In het primaire besluit van 14 april 2020 heeft verweerder de aanvraag buiten behandeling gesteld. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 20 mei 2020. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het onderzoek zonder zitting gesloten, met toestemming van partijen.
De rechtbank overweegt dat eiser niet tijdig de gevraagde gegevens heeft aangeleverd, ondanks dat hij de gelegenheid heeft gekregen om zijn aanvraag aan te vullen. De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om de aanvraag als onvolledig buiten behandeling te stellen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning op 15 juni 2021.