ECLI:NL:RBDHA:2021:6160
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor Armeense vrouw met medische en psychische problemen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 juni 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een Armeense vrouw die medische en psychische problemen heeft. De vrouw, die niet kan spreken en als wilsonbekwaam wordt beschouwd, heeft een verzoek ingediend om niet uitgezet te worden naar Armenië totdat er op haar beroep is beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw onder behandeling staat voor katatone schizofrenie en hoge bloeddruk, en dat haar medische situatie een risico met zich meebrengt bij een eventuele uitzetting.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de vrouw volgens het Bureau Medische Advisering (BMA) in staat is om te reizen, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De rechtbank oordeelde dat de BMA-adviezen zorgvuldig zijn opgesteld en dat er geen nieuwe medische feiten zijn die de eerdere adviezen tegenspreken. De vrouw heeft niet aangetoond dat zij in Armenië geen toegang heeft tot de noodzakelijke medische zorg of mantelzorg.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de vrouw niet kan aantonen dat haar belangen onvoldoende zijn meegewogen door de verweerder, en dat de medische zorg in Armenië beschikbaar is. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de vrouw niet kan reizen zonder een fysieke overdracht aan een mantelzorger of psychiater, en dat de verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat aan deze voorwaarden voldaan kan worden. De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en het beroep ongegrond verklaard.