ECLI:NL:RBDHA:2021:62

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 januari 2021
Publicatiedatum
8 januari 2021
Zaaknummer
NL20.19736
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid van afwending van de islam en problemen met familie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 januari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraakse nationaliteit bezittende man, had een opvolgende asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde zich te hebben afgewend van de islam. Hij voerde aan dat hij onder druk stond van zijn streng islamitische familie en dat hij problemen ondervond vanwege zijn geloofsafval. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, omdat hij de afwending van de islam ongeloofwaardig achtte. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 17 december 2020 in Breda, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank de argumenten van eiser en de afwijzing door de staatssecretaris besproken. Eiser heeft zijn ervaringen met vrouwenbesnijdenis en de onderdrukking door zijn familie uiteengezet als redenen voor zijn afwending van de islam. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de afwending ongeloofwaardig was. De rechtbank vond dat de verklaringen van eiser over vrouwenbesnijdenis en de onderdrukking door zijn familie niet adequaat waren beoordeeld.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.068. De rechtbank heeft benadrukt dat de geloofwaardigheid van eisers verklaringen opnieuw moet worden beoordeeld in het nieuwe besluit.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.19736

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.E.J.M. Bartels),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Jansen).

ProcesverloopBij besluit van 6 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser van afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2020 in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Kurdi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Iraakse nationaliteit te bezitten.
2. Op 29 oktober 2019 heeft eiser een asielaanvraag in Nederland ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 25 februari 2020 niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 16 maart 2020 is het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. [1] Op 24 juni 2020 heeft verweerder bericht dat eiser niet binnen de uiterste overdrachtstermijn is overgedragen aan Oostenrijk, zodat eiser in de gelegenheid wordt gesteld om een nieuwe asielaanvraag in te dienen die in de nationale procedure zal worden behandeld.
3. Op 6 augustus 2020 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend. Aan deze aanvraag legt eiser ten grondslag dat hij zich heeft afgewend van de islam en zichzelf ziet als een ongelovige. De onderdrukking door zijn familie, die streng in de islamitische leer is, heeft een rol gespeeld in zijn afwending van de islam. Ook vrouwenbesnijdenis heeft hierbij een rol gespeeld, toen hij van dichtbij meemaakte hoe zijn tante daarmee te maken kreeg. Vanwege zijn afwending van de islam heeft eiser problemen gekregen met zijn familie. Eiser heeft zich kort georiënteerd in het christendom, door in Erbil naar de kerk te gaan. Eisers familie is erachter gekomen dat hij naar de kerk is geweest. Eiser is door zijn vader en oom bedreigd met de dood en zijn vader heeft daarnaast ook geld van hem afgepakt. Ook nadat eiser uit Irak is gevlucht, heeft eiser dreigementen ontvangen.
4. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. [2] Verweerder vindt niet geloofwaardig dat eiser zich heeft afgewend van de islam. Daartoe overweegt verweerder dat eiser niet heeft aangetoond dat er een diepgewortelde overtuiging ten grondslag ligt aan de afwending. Eiser heeft niet duidelijk gemaakt dat vrouwenbesnijdenis en de onderdrukking door de familie in verband staan met de islam. Ook heeft eiser wisselend verklaard over waar vrouwenbesnijdenis voorkomt en is niet gebleken dat eiser principiële bezwaren heeft tegen vrouwenbesnijdenis. Verweerder vindt het daarnaast ongeloofwaardig dat eiser problemen heeft met zijn familie. De ingebrachte Whatsappberichten zijn niet doorslaggevend. Dat eisers familie op de hoogte zou zijn geraakt van zijn kerkbezoeken, is slechts een vermoeden. Volgens verweerder valt ook niet in te zien dat eiser een risico zou nemen door andere mensen te vertellen over zijn afwending. Tot slot heeft verweerder tegengeworpen dat hij een half jaar heeft gewacht met vluchten.
5. Op wat eiser hiertegen aanvoert, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Paspoort
6. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten om zijn paspoort te laten onderzoeken op echtheid. Dat eiser zijn paspoort heeft overgelegd, dient in het voordeel van eiser te worden meegenomen bij de geloofwaardigheidsbeoordeling.
7. Nu de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig zijn geacht, kan de uitkomst van een paspoortonderzoek niet leiden tot een andere conclusie over de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Geloofwaardigheid asielrelaas
8. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de argumenten die in de zienswijze zijn aangevoerd over vrouwenbesnijdenis. Eiser betwist dat hij wisselend heeft verklaard over waar vrouwenbesnijdenis voorkomt. Ook stelt eiser dat hij wel degelijk inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij vrouwenbesnijdenis in verband heeft gebracht met de islam. Ten onrechte is verweerder niet inhoudelijk ingegaan op eisers kennismaking met het christendom. Daarnaast is ten onrechte tegengeworpen dat niet inzichtelijk is gemaakt hoe er een rechtstreeks verband bestaat tussen de persoonlijke onderdrukking door de familie en het feit dat zijn familie streng in de islamitische leer is. De combinatie tussen de persoonlijke onderdrukking en eisers ervaring met vrouwenbesnijdenis, maakte dat zijn twijfels over de islam toenamen. De problemen die eiser kreeg met zijn gelovige familie zijn volgens hem een rechtstreeks gevolg van het feit dat hij zich tegen de islam ging afzetten, onder andere door zich te oriënteren in het Christendom.
9. De rechtbank is met eiser van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd heeft waarom eisers afwending van de islam ongeloofwaardig is bevonden. Eiser heeft twee redenen genoemd voor zijn afwending: de onderdrukking door zijn familie en vrouwenbesnijdenis. Ten aanzien van de vrouwenbesnijdenis overweegt de rechtbank dat de verklaringen van eiser over de plekken waar dit voorkomt in wezen overeenstemmen met wat blijkt uit het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake Irak van december 2019. [3] Dat eiser op dit punt wisselende verklaringen heeft afgelegd, wordt niet gevolgd. Eiser heeft verklaard dat vrouwenbesnijdenis veel voorkomt in islamitische gemeenschappen. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom met deze verklaring geen inzicht is gegeven in waarom eiser vrouwenbesnijdenis in verband brengt met de islam, door niet nader te motiveren waarom dit door eiser gelegde verband niet wordt gevolgd. Ten aanzien van de onderdrukking door de familie wordt overwogen dat eiser tijdens het nader gehoor enkele incidenten uit zijn jeugd heeft beschreven die de jarenlange onderdrukking illustreren. [4] De onderdrukking door zijn familie staat volgens eiser in verband met de islam. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat verweerder deze omstandigheden voldoende tezamen heeft bezien. Verweerder heeft slechts overwogen dat eisers familie niet als de norm kan worden gezien, omdat zijn familie de islam anders beleefde dan de omgeving. In dit kader heeft verweerder ter zitting toegelicht dat kan worden gevolgd dat eisers twijfels over de islam zijn toegenomen vanwege zijn ervaringen met vrouwenbesnijdenis en de onderdrukking door zijn familie, maar dat niet is gebleken van een diepgewortelde overtuiging voor de afwending van de islam. Dat deze twijfels over de islam vervolgens niet zouden kunnen leiden tot een afwending van het geloof, heeft verweerder met deze toelichting onvoldoende gemotiveerd.
10. Dat het standpunt van verweerder over de ongeloofwaardigheid van de afwending van de islam onvoldoende is gemotiveerd, maakt ook dat verweerders standpunt over eisers problemen met zijn familie mogelijk in een ander licht komt te staan. De gestelde problemen met de familie zijn immers niet los te zien van de afwending. De rechtbank ziet daarom op voorhand geen aanleiding om de motivering over dit element van de geloofwaardigheidsbeoordeling te toetsen.
Conclusie
11. Gelet op het bovenstaande is het beroep gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:46 van de Awb. [5] De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Het is namelijk aan verweerder om een nieuw standpunt in te nemen over de geloofwaardigheid van eisers verklaringen. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op eisers asielaanvraag met
inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068
(duizendachtenzestig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid vanmr. W. van Loon, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL20.5019.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Zie pagina 58.
4.Zie pagina’s 6, 7 en 12 van het rapport nader gehoor.
5.Algemene wet bestuursrecht.