In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 januari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraakse nationaliteit bezittende man, had een opvolgende asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde zich te hebben afgewend van de islam. Hij voerde aan dat hij onder druk stond van zijn streng islamitische familie en dat hij problemen ondervond vanwege zijn geloofsafval. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, omdat hij de afwending van de islam ongeloofwaardig achtte. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 17 december 2020 in Breda, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank de argumenten van eiser en de afwijzing door de staatssecretaris besproken. Eiser heeft zijn ervaringen met vrouwenbesnijdenis en de onderdrukking door zijn familie uiteengezet als redenen voor zijn afwending van de islam. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de afwending ongeloofwaardig was. De rechtbank vond dat de verklaringen van eiser over vrouwenbesnijdenis en de onderdrukking door zijn familie niet adequaat waren beoordeeld.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.068. De rechtbank heeft benadrukt dat de geloofwaardigheid van eisers verklaringen opnieuw moet worden beoordeeld in het nieuwe besluit.