ECLI:NL:RBDHA:2021:6263

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
SGR 20/5209
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Educatieve maatregel alcohol en verkeer; beroep ongegrond na aanrijding onder invloed

Op 17 juni 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) over de oplegging van een Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (EMA). De eiser had op 9 januari 2020 een aanrijding veroorzaakt waarbij hij tegen een boom was gereden. Bij de politie werd een ademalcoholgehalte van 615 µg/l vastgesteld. Het CBR legde daarop een EMA op, welke door de eiser werd betwist in beroep. Eiser voerde aan dat hij alcoholvrij bier had gedronken en pas na thuiskomst vier speciaalbiertjes had genuttigd. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van eiser bij zijn aanhouding, waarin hij aangaf dat hij vier speciaalbiertjes had gedronken, leidend was. De rechtbank concludeerde dat het CBR terecht had vastgesteld dat eiser onder invloed van alcohol had gereden en dat de EMA terecht was opgelegd. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat verweerder geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5209

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: mr. M. van Dongen).

Procesverloop

Bij besluit van 24 februari 2020 heeft verweerder aan eiser een Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (EMA) opgelegd.
Bij besluit van 22 juni 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2021 via een videoverbinding.
Eiser en de gemachtigde van verweerder hebben hieraan deelgenomen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft op 9 januari 2020 als bestuurder van een auto een aanrijding veroorzaakt waarbij hij tegen een boom is gereden. Eiser is toen naar huis gelopen en heeft de ANWB gebeld. De politie is nog op dezelfde datum naar de woning van eiser gegaan en heeft omstreeks 03.00 uur geconstateerd dat eisers adem naar alcohol rook, hij bloeddoorlopen ogen had en onvast ter been was. Op het politiebureau is een ademanalyse verricht. Daarbij is een ademalcoholgehalte gemeten van 615 µg/l.
2. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder eiser een EMA opgelegd. Deze cursus heeft eiser echter door de coronapandemie nog niet kunnen volgen.
Wat zijn de regels?
3. De relevante regels staan in de bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
4. Eiser voert aan dat hij recent van collega’s nieuwe informatie heeft ontvangen. De drie plastic bekertjes bier die hij van hen heeft gekregen, kwamen uit een tap met alcoholvrij bier. Verder voert hij aan dat de monteur van zijn Porsche kan verklaren dat er minstens twee keer per maand iemand te hard door de bewuste bocht van de Haaswijklaan ter hoogte van de Haarlemmerstraatweg gaat, met schade als gevolg.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit juist is. Volgens hem kan aan de bewering van eiser dat hij drie bekertjes alcoholvrij bier zou hebben gedronken niet de gewenste betekenis worden toegekend.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Partijen zijn het erover eens dat eiser als bestuurder van een auto een aanrijding heeft veroorzaakt en dat bij hem een ademalcoholgehalte van 615 µg/l is geconstateerd. Eiser betwist dat hij onder invloed van dit gemeten ademalcoholgehalte heeft gereden en stelt in beroep dat hij alcoholvrij bier heeft gedronken en pas bij thuiskomst vier speciaalbiertjes heeft gedronken.
7. De rechtbank overweegt dat eiser deze stelling pas in beroep naar voren heeft gebracht. Bij zijn aanhouding heeft eiser echter over zijn alcoholgebruik in de voorafgaande 24 uur onder meer verklaard dat hij woensdagavond (de rechtbank begrijpt: 8 januari 2020) vier speciaalbiertjes van rond de 9% had gedronken. Eiser had totaal niet het idee dat hij te veel had gedronken. Misschien is het later ingezakt. Anders was hij niet in de auto gestapt. Deze verklaring staat in het proces-verbaal van de politie van 9 januari 2020. In bezwaar heeft eiser verklaard dat hij eerder op de avond twee biertjes en bij thuiskomst vier speciaalbiertjes heeft gedronken.
8. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder uitgaan van de verklaring die eiser bij zijn aanhouding tegenover de politie heeft afgelegd. Die verklaring staat immers in het proces-verbaal, dat op ambtsbelofte is opgemaakt. Bovendien heeft eiser dit proces-verbaal ondertekend nadat hij zijn verklaring had nagelezen. Pas op de zitting - en na een vraag van de rechtbank - heeft eiser gezegd dat het proces-verbaal niet klopt. Deze enkele ontkenning is onvoldoende voor twijfel aan de inhoud ervan. De rechtbank is het dan ook met verweerder eens dat de stelling van eiser over het alcoholvrije bier hem niet kan baten. Dit geldt ook voor wat de monteur heeft gezegd over het gevaar van de bocht. Overigens maakt de stelling van eiser dat hij pas thuis (nog meer) alcohol is gaan drinken de uitkomst van de zaak niet anders. Hierdoor is het namelijk niet meer mogelijk geweest om het ademalcoholgehalte tijdens het besturen vast te stellen en te vergelijken met het gemeten gehalte. Volgens de hoogste bestuursrechter komt dit voor risico van eiser. [1]
Conclusie
9. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder met voldoende mate van zekerheid kon vaststellen dat eiser onder invloed van alcohol een motorrijtuig heeft bestuurd. Hierdoor is het vermoeden ontstaan dat eiser niet langer voldoet aan de eisen van geschiktheid. Verweerder heeft dan ook terecht een EMA opgelegd.
10. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

BIJLAGE

Wegenverkeerswet 1994

Artikel 131
1. Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangegeven gevallen, respectievelijk tot:
a. oplegging van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid, of
[…]

Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011

Artikel 11
1. Het CBR besluit tot oplegging van een educatieve maatregel alcohol en verkeer indien:
a. bij betrokkene een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 435 µg/l, respectievelijk 1,0‰, maar lager is dan 785 µg/l, respectievelijk 1,8‰, of indien betrokkene heeft geweigerd mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede of derde lid, van de wet;
[…]

Voetnoten

1.Vgl. bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 13 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3027.