ECLI:NL:RBDHA:2021:6265

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
SGR 20/5976
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tweede verlenging voorrangsverklaring in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de verlenging van een voorrangsverklaring voor een woningzoekende. Eiser, die in het bezit was van een voorrangsverklaring vanwege medische omstandigheden, had verzocht om een tweede verlenging van deze verklaring. De rechtbank oordeelde dat de gemeente, als verweerder, de aanvraag om verlenging ten onrechte had afgewezen. Eiser had niet gereageerd op een aangeboden woning, maar stelde dat hij deze woning niet had gezien op de website van Woonnet Haaglanden, ondanks dat zijn zoekprofiel correct was ingesteld. De rechtbank concludeerde dat eiser niet kon worden verweten dat hij niet op de woning had gereageerd, omdat hij geen melding had ontvangen van beschikbare woningen die aan zijn zoekprofiel voldeden. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet in redelijkheid kon besluiten om de hardheidsclausule niet toe te passen en dat de aanvraag van eiser voor verlenging van de voorrangsverklaring niet had mogen worden afgewezen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, herstelde het primaire besluit en droeg verweerder op de voorrangsverklaring te verlengen met ingang van 18 juni 2021 voor de duur van drie maanden. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5976

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Wortel),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Tjon Man Tsoi).

Procesverloop

Bij besluit van 9 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlenging van de duur van de aan hem verleende voorrangsverklaring afgewezen.
Bij besluit van 4 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, via een Skype-verbinding, plaatsgevonden op 18 mei 2021.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Eiser is in het bezit geweest van een voorrangsverklaring vanwege medische omstandigheden (sociaal en/of medisch levensbedreigende of levensontwrichtende woonsituatie). Deze is al een keer verlengd. Volgens de GGD-arts moet eiser verhuizen naar een woning die obstakelvrij te maken is en zonder lift is te bereiken. Het zoekprofiel luidt als volgt: Portiekwoning of flat zonder lift (alléén onderste woonlaag), flat met lift (alléén onderste woonlaag), benedenwoning en mindervalidenwoning. De voorrangsverklaring is geldig geweest tot 16 oktober 2019.
2. Verweerder heeft de aanvraag om een tweede verlenging van de duur van de voorrangsverklaring afgewezen. Volgens verweerder heeft eiser niet aangetoond dat de voorrangsverklaring niet binnen de duur ervan kon worden benut. Eiser heeft immers niet gereageerd op de voor hem passende woning aan de Doelenstraat 4 te Rijswijk (hierna: de woning). Er is geen reden de hardheidsclausule toe te passen. Verweerder heeft de afwijzing in bezwaar gehandhaafd.
Wat zijn de relevante regels?
3. Op grond van artikel 8:2, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 blijft de Huisvestingsverordening Den Haag 2015-2019 (hierna: Huisvestingsverordening 2015-2019) van toepassing op aanvragen van woningzoekenden voor een urgentieverklaring of voor een huisvestingsvergunning die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend, indien dit voor de aanvrager gunstiger is. Vaststaat dat op deze zaak de Huisvestingsverordening 2015-2019 van toepassing is.
Op grond van artikel 30, derde lid, van de Huisvestingsverordening 2015-2019 kan na advies van de toetsingscommissie de duur van de voorrangsverklaring ten hoogste één maal worden verlengd, indien de woningzoekende kan aantonen dat de voorrangsverklaring niet binnen de termijn waarvoor de voorrangsverklaring geldt, kon worden benut én er niet sprake is van een (of meer) weigeringen van een passende woningaanbieding.
Op vragen van de rechtbank ter zitting heeft verweerder toegelicht dat hij de aanvraag van eiser met toepassing van de hardheidsclausule in behandeling heeft genomen. Artikel 30, derde lid, van de Huisvestingsverordening 2015-2019 voorziet namelijk niet in een tweede en verdere verlenging van de duur van een voorrangsverklaring. Op grond van artikel 46 van die verordening is verweerder bevoegd ten gunste van de aanvrager af te wijken van de verordening in gevallen waarin de toepassing ervan naar zijn oordeel leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Standpunt van partijen
4. Eiser betoogt dat hem niet kan worden verweten dat hij niet op de woning heeft gereageerd. Hij heeft de woning niet op de website van Woonnet Haaglanden gezien, terwijl het zoekprofiel op die website conform de voorrangsverklaring is ingevuld. Dat verweerder de woning wel heeft gevonden, doet er niet aan af dat eiser er alles aan heeft gedaan om een passende woning te vinden. Hij had ook graag de woning willen hebben. Eiser betwijfelt verder of de woning in de geldige periode van zijn verlengde voorrangsverklaring is aangeboden via Woonnet Haaglanden. Verweerder heeft gesteld dat de woning tussen 20 en 23 september 2019 online is geadverteerd, terwijl uit de dossierstukken blijkt dat de woning pas op 22 november 2019 en dus na het verstrijken van de duur van zijn voorrangsverklaring beschikbaar zou zijn.
5. Verweerder heeft op het beroep gereageerd. Hij blijft bij wat er in het bestreden besluit staat.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6.1
De rechtbank stelt voorop dat zij bij de toetsing van het bestreden besluit alleen kijkt naar de feiten en omstandigheden zoals die zich tijdens de duur van de verlengde voorrangsverklaring (van 16 juli 2019 tot 16 oktober 2019) voordeden. Aan alles wat partijen in beroep hebben aangevoerd dat van voor en na die periode is, komt dus geen betekenis toe.
6.2
Vaststaat dat eiser geen passende woningen heeft geweigerd. Op vragen van de rechtbank ter zitting heeft verweerder uitgelegd dat Woonnet Haaglanden op de website een compleet en een passend aanbod van beschikbare woningen doet. Het complete aanbod omvat alle beschikbare woningen, terwijl het passend aanbod is toegespitst op het zoekprofiel zoals een burger dat op de website van Woonnet Haaglanden heeft ingesteld. Volgens verweerder moet een burger eerst op een woning reageren voordat hij een daadwerkelijk aanbod van de woningcorporatie krijgt. Eiser heeft echter gesteld dat hij op de website zijn zoekprofiel conform de voorrangsverklaring heeft ingesteld en daarbij heeft aangevinkt dat hij e-mails wil ontvangen van woningen die binnen dat profiel passen en beschikbaar zijn, zodat hij daar vervolgens op kan reageren. Eiser heeft dit met stukken onderbouwd en verweerder heeft dit niet betwist. Verder heeft eiser onbetwist gesteld dat hij zo’n e-mail niet heeft gehad. In dit geval mocht van eiser dan ook niet worden gevraagd dat hij naast het passend aanbod ook het complete aanbod van Woonnet Haaglanden (al dan niet dagelijks) doorzocht. Daarnaast is niet in geschil dat er in het algemeen voor eiser bijna geen passende woningen op de website van Woonnet Haaglanden staan.
6.3
Aan de stelling van verweerder dat eiser in de relevante periode niet optimaal (dat wil zeggen: twee keer per week) op het woningaanbod heeft gereageerd, komt in deze procedure geen betekenis toe. Bij een verlenging van een verleende voorrangsverklaring gaat het immers om (het ontbreken van) reacties op passende woningen en niet op (het ontbreken van) reacties op niet-passende woningen. De rechtbank leidt dit af uit de tekst van artikel 30, derde lid, van de Huisvestingsverordening 2015-2019 en het daarin opgenomen woord ‘benut’.
6.4
Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet in redelijkheid kunnen beslissen om geen toepassing te geven aan de hardheidsclausule. Verweerder heeft de aanvraag van eiser dus niet mogen afwijzen.
Conclusie
7. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Zij doet de zaak zelf af. Het gaat hier immers om een aangelegenheid waarover partijen zich voldoende hebben uitgelaten. De rechtbank herroept het primaire besluit en bepaalt dat eiser met toepassing van de hardheidsclausule in aanmerking komt voor een tweede verlenging van de voorrangsverklaring. Verweerder moet de voorrangsverklaring verlengen met ingang van 18 juni 2021 voor de duur van drie maanden.
8. Verweerder moet het griffierecht vergoeden dat eiser heeft betaald. Ook moet verweerder de proceskosten van eiser vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.602,- (1 punt voor het bezwaarschrift, 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1). [1]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar gegrond;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat verweerder de voorrangsverklaring met ingang van 18 juni 2021 moet verlengen voor de duur van drie maanden;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.602,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie het Besluit proceskosten bestuursrecht.