ECLI:NL:RBDHA:2021:628

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 januari 2021
Publicatiedatum
29 januari 2021
Zaaknummer
NL20-21482
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Spanje en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 januari 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de asielaanvraag van eiser niet in behandeling is genomen. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft aangevoerd dat Spanje niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de behandeling van zijn asielaanvraag, omdat hij daar eerder opvang is geweigerd. De rechtbank heeft overwogen dat de Staatssecretaris op grond van de Dublinverordening terecht heeft gesteld dat Spanje verantwoordelijk is voor de asielaanvraag, aangezien eiser daar eerder een aanvraag heeft ingediend.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de stelling dat Spanje niet voldoet aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel, niet gevolgd. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Dublinterugkeerders structureel geen toegang krijgen tot opvang in Spanje. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel er problemen zijn met de opvangcapaciteit in Spanje, dit niet betekent dat eiser geen toegang zou hebben tot de benodigde voorzieningen. Eiser heeft ook niet aangetoond dat hij niet in staat is om een klacht in te dienen bij de Spaanse autoriteiten.

Daarnaast heeft de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van eiser, zoals zijn medische situatie en de wens om dicht bij zijn zussen in België te zijn, niet als voldoende bijzonder beschouwd om de asielaanvraag in behandeling te nemen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoefde te worden genomen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort Bestuursrecht zaaknummer: NL20.21482
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

In het besluit van 9 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL20.21483, plaatsgevonden op 5 januari 2021. Eiser is verschenen. Hij wordt bijgestaan door mr. C.T.W. van Dijk, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen L. Altaee. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiser daar eerder een asielaanvraag heeft ingediend
2. Eiser is het hier niet mee eens en stelt zich op het standpunt dat Spanje niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de behandeling van zijn asielaanvraag. Eiser voert aan dat ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Volgens eiser wordt aan Dublinterugkeerders opvang geweigerd, omdat de opvangvoorzieningen in Spanje onder grote druk staan. Dit komt, omdat de asielaanvragen zich opstapelen en de Spaanse autoriteiten niet bij machte zijn om deze groei bij te benen. Daar merkt eiser bij op dat hem eerder in Spanje opvang is geweigerd. Volgens eiser is de mogelijkheid om over het gebrek aan opvang te klagen in Spanje niets meer dan een theoretische mogelijkheid. Ter onderbouwing verwijst hij naar het AIDA-rapport
(update 2020) en meerdere nieuwsartikelen. Verder stelt eiser dat Spanje het verbod op refoulement zal schenden. Eisers asielaanvraag is in Spanje afgewezen. Dit betekent dat een nieuwe aanvraag nieuwe elementen of bevindingen moet bevatten. Doet hij dit niet, dan zal zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk worden verklaard en zal hij worden teruggestuurd naar Syrië. Dit terwijl de veiligheidssituatie slecht is en eiser gelet hierop in Nederland een verblijfsvergunning zou krijgen.
4. De rechtbank volgt verweerder in haar standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Hoewel uit de aangehaalde informatie blijkt dat Spanje te maken heeft met een toename van asielzoekers en asielaanvragen, blijkt hieruit niet dat Dublinterugkeerders structureel geen toegang krijgen tot opvangvoorzieningen. Er zijn gevallen bekend waarin Dublinterugkeerders geen voorzieningen hebben gekregen, maar volgens het AIDA-rapport hebben de Spaanse autoriteiten hier maatregelen tegen genomen. Als eiser toch problemen ondervindt bij het krijgen van opvang, ligt het op zijn weg om hierover bij de Spaanse autoriteiten te klagen. Dat dit bij voorbaat zinloos is, blijkt niet uit de door eiser aangehaalde informatie. Verder is ook niet gebleken dat eiser heeft geprobeerd een klacht in te dienen en dat hij niet is geholpen. Verweerder heeft dan ook terecht niet aannemelijk geacht dat de Spaanse autoriteiten hem niet zouden kunnen of willen helpen, dan wel dat klagen bij de (hogere) autoriteiten zinloos is.
5. Dat de Spaanse autoriteiten zich schuldig maken aan het verbod op refoulement, heeft verweerder terecht niet gevolgd. Met het claimakkoord hebben de Spaanse autoriteiten gegarandeerd dat zij een asielaanvraag van eiser in behandeling zullen nemen. Dat dit een opvolgende aanvraag is en dat hij hiervoor nieuwe feiten en omstandigheden moet aandragen, maakt dit niet anders. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Spaanse autoriteiten zich niet houden aan de verplichtingen die voortvloeien uit het Vluchtelingenverdrag, artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en de van toepassing zijnde Richtlijnen. Uit de enkele omstandigheid dat de aanvraag van eiser in Spanje is afgewezen, kan deze conclusie niet worden getrokken. Eiser heeft er zelf voor gekozen om tegen deze afwijzing van zijn asielaanvraag niet op te komen. Als eisers asielaanvraag wordt afgewezen en eiser is van mening dat dit in strijd is met het verbod op refoulement dan had hij dit aan moeten kaarten bij een Spaanse rechter. Het is aan eiser om in Spanje aannemelijk te maken dat hij een vluchteling of asielzoeker is die niet terug kan naar Syrië, omdat voor hem een gevaar voor vervolging of een onmenselijke behandeling bestaat. De rechtbank volgt verweerder in haar standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Spaanse autoriteiten hem niet in staat stellen dit aannemelijk te maken en/of daarbij de internationale verplichtingen overtreden. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Verder voert eiser aan dat een overdracht aan Spanje getuigt van een onevenredige hardheid. Eiser heeft vanaf zijn vlucht uit Syrië, toen hij nog minderjarig was, veel meegemaakt. Hij is op een gegeven moment zijn familie kwijtgeraakt en heeft zijn toevlucht gezocht in drugs. Hij is gediagnosticeerd met drugsgebruik en het voornemen bestaat om een behandeling hiervoor op te zetten. Ter onderbouwing verwijst hij naar zijn patiëntdossier. Eiser heeft een stabiele omgeving nodig om aan zijn gezondheid te werken. Deze omgeving kan Spanje hem niet bieden. Verder merkt eiser op dat zijn zussen in België verblijven en dat het vanuit Nederland makkelijker is om hen op te zoeken. Dit zal zijn gezondheid en leefsituatie ten goede komen.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft mogen stellen dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet dermate bijzonder zijn om toch de asielaanvraag in behandeling te nemen. Uit het patiëntendossier blijkt dat eiser last heeft van huidafwijkingen aan zijn handen, armen en bovenbenen en hiervoor een kuur heeft gekregen. Verder blijkt dat hij is gediagnosticeerd met drugsmisbruik, maar niet dat hij hiervoor onder behandeling staat of hier voornemens voor zijn. Daar komt bij dat niet is gebleken dat de Spaande autoriteiten eiser niet kunnen helpen bij zijn huidafwijking of zijn drugsgebruik. Verder is de wens van eiser om dicht bij zijn zussen in België te blijven begrijpelijk. Dit maakt echter niet dat een overdracht van eiser aan Spanje onevenredig hard is. Zoals verweerder terecht in het bestreden besluit opmerkt, zijn familieleden in België niet bepalend voor de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat. Dat verweerder in het terugnameverzoek ten onrechte geen medische gegevens heeft verstrekt, volgt de rechtbank niet. Het terugnameverzoek dient alleen de vaststelling van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. De medische gegevens zijn daarvoor niet relevant. Daar komt bij dat op grond van de Dublinverordening verweerder voor de overdracht alle relevante (medische) informatie aan de Spaanse autoriteiten zal verstrekken. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Tot slot voert eiser aan dat dat de uitbraak van het Corona-virus een belemmering voor de feitelijke overdracht is. In Spanje geldt de noodtoestand en wordt geadviseerd om alleen als het noodzakelijk is naar Spanje te reizen. Daar merkt eiser bij op dat uit het AIDA-rapport volgt dat feitelijke overdrachten naar Spanje momenteel niet door gaan.
10. De rechtbank is van oordeel dat de door eiser genoemde omstandigheid, te weten de maatregelen die zijn getroffen vanwege het Corona-virus, een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel is. Dit maakt de vaststelling van Spanje als verantwoordelijke lidstaat niet onrechtmatig. Het staat er niet aan in de weg dat, als het overdrachtsbeletsel is opgeheven, de vreemdeling in beginsel alsnog kan worden overgedragen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 oktober 20201. Daar komt bij dat de uiterlijke overdracht van eiser aan Spanje moet plaatsvinden voor 13 april 2021. Op dit moment staat niet vast dat die termijn niet zal worden gehaald. Daar komt bij dat verweerder op de zitting heeft vermeld dat er op dit moment overdrachten plaatsvinden in het kader van de Dublinverordening. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Op de zitting heeft eiser verzocht om de beroepsprocedure aan te houden om hem in de gelegenheid te stellen de Spaanse stukken over zijn afwijzende asielbesluit te laten vertalen. Daargelaten dat dit verzoek zeer laat is gedaan, wijst de rechtbank dit verzoek af. Daarbij verwijst de rechtbank naar wat in rechtsoverweging 4 staat vermeld.
12. De rechtbank komt tot de eindconclusie dat verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling heeft hoeven nemen. Ook niet onverplicht.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
07 januari 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. B. Fijnheer S. Westerhof
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.