ECLI:NL:RBDHA:2021:630

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 januari 2021
Publicatiedatum
29 januari 2021
Zaaknummer
NL20-21243
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Spanje voor behandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 januari 2021 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die zijn aanvraag niet in behandeling genomen zag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die via Spanje illegaal Europa is binnengekomen, betwistte de beslissing van verweerder, die zich baseerde op de Dublinverordening. Eiser was van mening dat Spanje niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor zijn asielverzoek, omdat hij daar slechts één dag verbleef en op doorreis was naar Nederland. Hij voerde aan dat de overdracht van Dublinclaimanten aan Spanje een onevenredige druk op het Spaanse asielstelsel legt en dat Nederland rekening moet houden met een voorstel tot wijziging van de Dublinverordening.

De rechtbank oordeelde echter dat verweerder Spanje terecht verantwoordelijk heeft geacht voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien de Dublinverordening bepaalt dat het land waar een asielzoeker illegaal het grondgebied van de lidstaten binnenkomt, verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank verwierp de argumenten van eiser, waaronder de claim dat de situatie in Spanje zo nijpend is dat terugzending niet verantwoord zou zijn. Eiser heeft niet aangetoond dat de asiel- en opvangvoorzieningen in Spanje onder druk staan door het aantal asielaanvragen. De rechtbank concludeerde dat verweerder het asielverzoek van eiser niet in behandeling hoefde te nemen en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort Bestuursrecht zaaknummer: NL20.21243
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. S.S. Ilahi),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

In het besluit van 10 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL20.21244, plaatsgevonden op 5 januari 2021. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiser via Spanje illegaal het grondgebied van de lidstaten is binnengekomen.
3.
4. Eiser is het niet eens met het besluit en stelt zich op het standpunt dat Spanje niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de behandeling van zijn asielverzoek. Eiser voert aan dat geen doorslaggevend gewicht mag worden toegekend aan zijn registratie in Spanje, omdat hij daar slechts één dag was en op doorreis was naar Nederland. Verder voert eiser aan dat een overdracht van Dublinclaimanten aan Spanje een onevenredige druk legt op Spanje en het asielstelsel als geheel. Spanje kan de toestroom van asielzoekers niet aan. Volgens eiser moet Nederland rekening houden met een voorstel om de Dublinverordening te wijziging, in die zin dat er een correctiemechanisme wordt ingevoerd welke moet zorgen voor een eerlijke verdeling van verantwoordelijkheden tussen de lidstaten. Ter onderbouwing hiervan verwijst hij naar het ontwerpvoorstel uit 2016 van de Europese Commissie1. Tot slot merkt hij op dat het inlassen van een Dublinprocedure zijn toelating tot de asielprocedure onnodig veel vertraging oploopt.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder Spanje verantwoordelijk heeft kunnen achten voor de behandeling van eisers asielverzoek. Op grond van de Dublinverordening is het land waar een asielzoeker illegaal het grondgebied van de lidstaten binnenkomt, verantwoordelijk voor de behandeling van het asielverzoek. Dat eiser één dag in Spanje heeft verbleven en dat hij op doorreis was naar Nederland om hier een asielaanvraag in te dienen, maakt het voorgaande niet anders. Er kan geen doorslaggevend gewicht worden toegekend aan de intentie van eiser om naar Nederland te gaan, omdat dan de essentie van de Dublinverordening uit het oog wordt verloren. Een van de uitgangspunten van de Dublinverordening is namelijk dat de lidstaat waar een asielzoeker als eerste aankomt verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als de situatie voor asielzoekers in Spanje zo nijpend is dat het niet verantwoord is om iemand daar naar terug te sturen. Het ligt op de weg van eiser om dit aannemelijk te maken. Daarin is hij niet geslaagd. De enkele constatering dat er veel asielaanvragen in Spanje worden gedaan, is daarvoor onvoldoende. Eiser heeft namelijk niet gesteld of onderbouwd welke gevolgen het aantal asielaanvragen voor de asiel- en opvangvoorzieningen in Spanje heeft. Van een onevenredige druk op het asielstelsel in Spanje is dan ook niet gebleken. Dat er een ontwerpvoorstel is om de Dublinverordening aan te passen, is voor de beoordeling van deze zaak niet relevant. Verweerder is gebonden aan de Dublinverordening zoals die nu geldt. Verweerder hoeft dan ook geen rekening e houden met het ontwerpvoorstel. Tot slot volgt de rechtbank eiser niet dat vanwege de Dublinprocedure zijn toelating tot de asielprocedure onnodig veel vertraging oploopt. Op grond van de Dublinverordening moet snel worden vastgesteld welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek om dit snel inhoudelijk te behandelen. De rechtbank ziet niet dat dit in het geval van eiser niet in acht is genomen. Eiser heeft ook niet onderbouwd waarom het tijdsverloop onnodig lang is of dat verweerder sneller had kunnen en moeten handelen.
6. Gelet op het voorgaande heeft verweerder het asielverzoek van eiser niet in behandeling hoeven nemen. Ook niet onverplicht. De beroepsgronden slagen niet.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1 2016/0133(COD).
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2021 door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
05 januari 2021

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.