ECLI:NL:RBDHA:2021:6315
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake handhaving last onder dwangsom voor vakantieverhuur
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, eigenaren van een pand in Noordwijk, hadden bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders, waarin hen werd gelast de toeristische verhuur van hun woning te beëindigen. Het college had hen een last onder dwangsom opgelegd, waarbij een dwangsom van € 5.000,- per overtreding kon worden opgelegd, met een maximum van € 20.000,-. Verzoekers voerden aan dat handhavend optreden onevenredig was, omdat de gemeente al tien jaar op de hoogte was van de verhuur en er geen klachten waren ontvangen.
De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend voor de bodemprocedure. Hij stelde vast dat de toeristische verhuur in strijd was met het bestemmingsplan en dat het college bevoegd was om handhavend op te treden. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen concreet zicht op legalisering was en dat handhavend optreden niet onevenredig was, gezien de lange periode van illegale verhuur en de ernst van de overtreding. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat het bestreden besluit naar verwachting in beroep stand zou houden.
De uitspraak werd gedaan door mr. D.R. van der Meer, in aanwezigheid van griffier E.Th. Rietbroek, en is openbaar uitgesproken op 22 juni 2021. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.