Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 april 2021 in de zaak tussen
[eiseres], te [woonplaats], eiseres,
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV),
Procesverloop
Overwegingen
.
Rechtbank Den Haag
Op 6 april 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de weigering van een WIA-uitkering. Eiseres had op 12 november 2019 een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV weigerde deze met ingang van 4 februari 2020. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV handhaafde het besluit in een bestreden besluit van 15 juni 2020. Eiseres stelde dat de hoorplicht was geschonden en dat zij niet opnieuw was gekeurd, ondanks verergering van haar klachten.
De rechtbank beoordeelde de zaak aan de hand van de feiten en omstandigheden. Eiseres was eerder werkzaam als medewerker post en archief en had verschillende uitkeringen ontvangen, waaronder een Ziektewet-uitkering. De rechtbank oordeelde dat het UWV zijn besluiten mocht baseren op rapporten van (verzekerings)artsen, mits deze zorgvuldig tot stand waren gekomen. De rechtbank concludeerde dat de medische oordelen van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende onderbouwd waren en dat er geen reden was om aan de juistheid van deze oordelen te twijfelen.
Met betrekking tot de hoorplicht oordeelde de rechtbank dat eiseres voldoende gelegenheid had gekregen om haar bezwaren toe te lichten, maar dat zij had afgezien van een hoorzitting. De rechtbank kwam tot de conclusie dat het UWV terecht had geweigerd om de WIA-uitkering toe te kennen en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. D.R. van der Meer, in aanwezigheid van griffier mr. E.A.C. van Poelgeest.