ECLI:NL:RBDHA:2021:6416

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
23 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3940
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag voor een hoog persoonlijk kilometerbudget door de Forensische Medische Maatschap Utrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die lijdt aan het fragile X-syndroom en daardoor verstandelijk beperkt is, en de Forensische Medische Maatschap Utrecht (FMMU), die de aanvraag van de eiser voor een hoog persoonlijk kilometerbudget (pkb) heeft afgewezen. Eiser, die 63 jaar oud is, heeft een Valys-pas op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), waarmee hij jaarlijks 700 kilometer kan reizen met een Valys-taxi. Hij heeft echter een aanvraag ingediend voor een hoog pkb, waarmee hij 2.350 kilometer zou kunnen reizen. De FMMU heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat eiser in staat moet worden geacht om met begeleiding met de trein te reizen, en dat hij zelf verantwoordelijk is voor het regelen van die begeleiding.

Eiser heeft in beroep aangevoerd dat de FMMU onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn ernstige verstandelijke beperking en zijn beperkte mobiliteit. Hij heeft ook betoogd dat hij geen passende begeleiding kan regelen en dat hij de kosten van taxiritten zonder hoog pkb niet kan betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij medisch gezien niet met de trein kan reizen, zelfs niet onder begeleiding. De rechtbank heeft de strikte toekenningscriteria voor een hoog pkb bevestigd en geoordeeld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor toekenning van het hoog pkb.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geoordeeld dat de FMMU terecht de aanvraag voor het hoog pkb heeft afgewezen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de aanvrager om zelf voor begeleiding te zorgen en dat omgevingsfactoren in beginsel geen reden zijn voor toekenning van een hoog pkb. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/3940

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: F. de Jong-van Antwerpen),
en
de Forensische Medische Maatschap Utrecht (FMMU) Advies B.V.,handelend onder de naam Hoog PKB, verweerder
(gemachtigde: L.B.J. Vrolijk).

Procesverloop

In het besluit van 12 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een hoog persoonlijk kilometerbudget (hoog pkb) afgewezen.
In het besluit van 7 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft het beroep van een aanvullende onderbouwing voorzien, waarop verweerder heeft gereageerd.
Vanwege de maatregelen rond het coronavirus heeft de rechtbank partijen om toestemming gevraagd om dit beroep op basis van de stukken (en dus zonder zitting) af te doen. Beide partijen hebben hiervoor toestemming gegeven. Vervolgens heeft de rechtbank partijen bericht dat het onderzoek is gesloten en dat schriftelijk uitspraak wordt gedaan.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser is 63 jaar oud en bekend met het fragile X syndroom. Hij is hierdoor verstandelijk beperkt. Eiser heeft een Valys-pas op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Dat biedt hem de mogelijkheid om jaarlijks met een Valys-taxi 700 kilometer te reizen tegen een tarief van € 0,20 per kilometer. Op 18 februari 2019 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een hoog pkb. Eiser zou met een hoog pkb met de Valys-taxi tegen hetzelfde tarief jaarlijks 2.350 kilometer kunnen reizen. Verweerder heeft eisers aanvraag afgewezen en dit besluit na heroverweging gehandhaafd.
2. Het bestreden besluit berust op verweerders standpunt dat eiser in staat moet worden geacht om (met begeleiding) met de trein te reizen, waarbij het eisers verantwoordelijkheid is om die begeleiding zelf te regelen.
3. Eiser vindt dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden. Eiser is ernstig verstandelijk beperkt en kan hierdoor niet met het openbaar vervoer reizen. Hij heeft de geestelijke vermogens van een kind van 2 á 3 jaar. Eiser heeft ook moeite met lopen; hij heeft een bereik van slechts enkele honderden meters. Volgens eiser heeft verweerder hem ten onrechte niet laten onderzoeken door een arts. Hij ging ieder weekend bij zijn moeder op bezoek totdat deze in december 2018 overleed. Zijn familie wil hem niet laten vereenzamen. Daarom wordt hij regelmatig uitgenodigd, maar ook zijn naaste familie lijdt aan het fragile X-syndroom en is beperkt mobiel. Eiser zegt geen passende begeleiding te kunnen regelen. In zijn nabije omgeving woont geen familie die hem zou kunnen begeleiden. Het gezinsvervangend tehuis waar eiser woont kan daarin evenmin voorzien. Eiser zegt de hogere kosten van de Valys-taxiritten zonder een hoog pkb bovendien niet zelf te kunnen betalen. Hij heeft slechts een Wajong-uitkering. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij niet met het openbaar vervoer kan reizen, heeft eiser in beroep aanvullend nog een tweetal brieven van de Stichting Philadelphia Zorg van 4 en 7 oktober 2019 overgelegd.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling van het beroep. Verweerder heeft naar aanleiding van het beroepschrift en de aanvullende stukken een aanvullend medisch advies gevraagd. Dit nadere advies van 24 oktober 2019 heeft geen wijziging van verweerders standpunt opgeleverd.
4.1 Het beroep betreft een aanvraag van een hoog pkb in het kader van het zogeheten Valys vervoer. Valys is een regeling voor bovenregionaal sociaal recreatief vervoer voor mensen met een mobiliteitsbeperking. Het Valys vervoer kent voor pashouders een hoog en een laag pkb.
4.2
De indicatiestelling van een hoog pkb vindt plaats volgens het Indicatieprotocol Hoog Persoonlijk Kilometer Budget (het Protocol) [1] . Onder punt 3 van dat Protocol staan de toekenningscriteria.
Een aanvrager komt, ingevolge dit Protocol, in aanmerking voor een hoog pkb als hij/zij:
1. beschikt over een Wmo-vervoersvoorziening, een Wmo-rolstoel, scootmobiel of OV-begeleiderskaart; en
2. gebruik moet maken van een rolstoel of scootmobiel waarvan gewicht, en/of maatvoering in combinatie met de aanvrager (de zogeheten "mens-machinecombinatie") zodanig is dat deze de grenzen van mogelijkheid tot hulpverlening door de NS overschrijden; en/of
3. door persoonsgebonden medische beperkingen van chronische aard vanuit strikt medische optiek niet in staat is met de trein te reizen.
4.3
Doel van de inhoudelijke beoordeling is volgens het Protocol om vast te stellen of een aanvrager gezien zijn ergonomische belemmeringen (criterium 2) en/of chronische medische toetsbare beperkingen (criterium 3) niet met de trein kan reizen. Omgeving gebonden factoren, zoals de bereikbaarheid en toegankelijkheid van stations en perrons, zijn in beginsel geen reden voor toekenning van een hoog pkb.
4.4
Verweerder gaat er bij de beoordeling van aanvragen vanuit dat pashouders bij het reizen zo nodig gebruik maken van individuele begeleiding en/of de door NS en Valys ter beschikking gestelde voorzieningen, zoals invalidentoiletten in de stations en in de treinen en NS-assistentieverlening. De aanvrager is zelf verantwoordelijk voor het verzorgen van eventuele begeleiding tijdens de reis.
4.5
In het kader van de inhoudelijke beoordeling van een aanvraag wordt ook gekeken of er sprake is van een uitzonderlijke situatie die afwijking van de criteria in het Protocol rechtvaardigt. Het feit dat vrienden en familie ver weg wonen vormt in beginsel niet zo'n bijzondere omstandigheid.
4.6
Het is vaste jurisprudentie dat de in het Protocol neergelegde toekenningscriteria de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten gaan. [2]
4.7
Niet in geschil is dat eiser aan het eerste criterium voldoet. Hij heeft immers een Valys-pas. Evenmin in geschil is dat in eisers situatie het tweede criterium niet van toepassing is. Essentieel in dit geschil is dus de vraag of eiser door persoonsgebonden medische beperkingen van chronische aard vanuit strikt medische optiek niet met de trein kan reizen (het derde criterium). Daarbij moeten alle omstandigheden van het geval worden betrokken.
4.8
Volgens het Protocol moet eiser aan de hand van medische stukken aannemelijk maken dat hij aan het derde criterium voldoet. Daarin is hij volgens de rechtbank niet geslaagd. Eiser heeft bij zijn aanvraag een verklaring van zijn huisarts overgelegd. Die verklaring zegt echter alleen maar dat eiser niet zelfstandig kan reizen. Dat is echter tussen partijen ook niet in geschil. Verweerder is er immers bij zijn besluitvorming vanuit gegaan dat eiser alleen onder begeleiding kan reizen. Daarmee is echter nog niet gegeven dat eiser medisch gezien helemaal niet kan reizen met de trein, zoals hij zelf betoogt. Eiser heeft in beroep zijn standpunt dat hij voldoet aan criterium 3 nog nader onderbouwd met stukken van de coördinerend begeleider en van de gedragsdeskundige van de Stichting Philadelphia Zorg (van het tehuis waar eiser woont), maar ook daaruit kan de rechtbank niet afleiden dat eiser medisch gezien niet onder begeleiding kan reizen met de trein. Uit de overgelegde brieven van Stichting Philadelphia Zorg kan immers uitsluitend worden afgeleid dat eiser niet zonder een hem vertrouwde en deskundige begeleider kan reizen per trein. Zonder die begeleiding bestaat het gevaar van te veel spanning, paniek en mogelijk automutilatie en kan het lastig zijn om eiser tot bedaren te brengen en in bedwang te houden. De rechtbank leest in de bewuste brieven niet dat eiser ook met een vertrouwde en deskundige begeleider niet met de trein kan reizen. Dat ook in aanwezigheid van een vertrouwde en deskundige begeleider steeds sprake zal zijn van zodanige spanning dat zijn gedragingen leiden tot medische beperkingen van chronische aard vanuit strikt medische optiek, volgt dan ook niet (onderbouwd) uit dit schrijven. Alhoewel de rechtbank begrijpt dat dit voor eiser een sterk theoretische argumentatie vormt, is het tegen die achtergrond verder zo dat eiser gelet op de beperkte strekking van het Protocol zelf moet zorgen voor een degelijke begeleider, waardoor de feitelijke afwezigheid van die begeleiding niet tot een ander oordeel kan leiden. [3]
4.9
De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op grond van objectieve, medische redenen als bedoeld in het Protocol niet met begeleiding zou kunnen reizen met de trein. Aan de strikte toekenningscriteria voor een hoog pkb, waaraan verweerder en ook de rechtbank is gebonden, wordt dan ook niet voldaan. Verder is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die afwijking van de in het Protocol neergelegde criteria zouden rechtvaardigen. In eisers grond dat hij niet in staat is om taxiritten te betalen, omdat het tarief van een taxirit boven het gemaximaliseerd aantal kilometers aanzienlijk omhoog gaat, ligt niet zo'n omstandigheid besloten. Dat zou anders zijn wanneer het dichtstbij gelegen station met NS-assistentieverlening op een dusdanig grote afstand van eisers woonplaats ligt dat redelijkerwijs niet kan worden gezegd dat het gemaximaliseerde aantal kilometers van het standaard pkb op jaarbasis toereikend is om de met het Valys-systeem beoogde doelstelling in zijn geval te realiseren. Eiser heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat daarvan in zijn geval sprake was.
4.1
Eiser heeft zich ten slotte op het standpunt gesteld dat het medisch onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt onzorgvuldig is geweest. De rechtbank is hier echter niet van gebleken. Eisers bezwaar is beoordeeld door een arts van verweerder. Die heeft in het verslag van de telefonische hoorzitting eisers medische aandoeningen en beperkingen opgesomd en daarbij rekening gehouden met informatie van eisers huisarts. Eiser heeft in bezwaar verder geen medische stukken overgelegd waar verweerder aanvullend nog rekening mee had kunnen houden. Naar aanleiding van het beroep en de aanvullende stukken van eiser heeft verweerder nog een aanvullende reactie gegeven en het bestreden besluit nog eens tegen het licht gehouden. Daarbij is de informatie van 4 en 7 oktober 2019 betrokken van eisers coördinerend begeleider en gedragsdeskundige. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerder bij de heroverweging in bezwaar van een onjuist beeld van zijn medische situatie is uitgegaan. Ook de nog aanvullend overgelegde e-mail van [A] van 4 maart 2020 maakt dit oordeel niet anders. Daarvoor is de inhoud van die e-mail te algemeen.
4.11 Zonder afbreuk te willen doen aan de complexe aard van eisers situatie en het invoelbare belang en daarmee begrijpelijke wens naar zijn naasten te kunnen reizen, moet de rechtbank vaststellen dat eiser aldus niet heeft voldaan aan de strenge voorwaarden voor toekenning van een hoog pkb. Verweerder is naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht tot de conclusie gekomen dat eiser niet in aanmerking komt voor een hoog pkb en heeft diens aanvraag daarom terecht afgewezen.
5. Gelet op al het voorgaande is het beroep ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O.M. Harms, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.te raadplegen op www.hoogpkb.nl
2.zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 26 augustus 2020; ECLI:NL:CRVB:2020:2010.
3.zie de uitspraak van de CRvB van 9 december 2009; ECLI:NL:CRVB:2009:BK5915.