ECLI:NL:RBDHA:2021:6564

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2021
Publicatiedatum
28 juni 2021
Zaaknummer
NL21.6634
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Bengalese eiser op grond van ongeloofwaardig asielrelaas en onvoldoende onderbouwing van vervolgingsvrees

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Bengalese afkomst. De eiser had op 14 januari 2019 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelde dat hij zijn land had ontvlucht vanwege discriminatie op basis van zijn kaste, problemen met de autoriteiten en een relatie met een vrouw die zelfmoord had gepleegd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 23 april 2021 afgewezen als ongegrond. Tijdens de zitting op 26 mei 2021 was de eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig.

De rechtbank heeft overwogen dat de verklaringen van de eiser over zijn relatie met de overleden vrouw en de gestelde rechtszaken ongeloofwaardig zijn. De eiser kon geen overtuigende details geven over zijn relatie en de omstandigheden rondom de rechtszaken. De rechtbank concludeert dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn vrees voor vervolging te onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, ondanks zijn afkomst, in Bangladesh niet ernstig beperkt werd in zijn dagelijks leven en toegang had tot onderwijs en werk. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de problemen die de eiser ondervond met zijn geloofsbeleving niet voldoende zijn om te concluderen dat hij bij terugkeer naar Bangladesh een reëel risico op vervolging loopt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris bevestigd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.6634

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam 1] eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mw. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 23 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 mei 2021. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt geboren te zijn op [Geb. datum] 1998 en de Bengalese nationaliteit te hebben. Hij heeft op 14 januari 2019 een asielaanvraag ingediend. Eiser heeft daaraan ten grondslag gelegd dat hij zijn land is ontvlucht omdat hij afkomstig is uit een lagere kaste en daardoor problemen ondervond. Ook wordt eiser gezocht door de familie van de overleden [Naam 2], met wie hij een relatie heeft gehad. Daarnaast leefde eiser de regels van de islam niet correct na. Verder zijn er rechtszaken tegen hem aangespannen, waardoor eiser in de negatieve belangstelling staat van de autoriteiten.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig.
De problemen als gevolg van de gestelde relatie met [Naam 2] acht verweerder
niet geloofwaardig omdat eiser daarover summiere verklaringen heeft afgelegd evenmin als het gestelde feit dat er vier rechtszaken tegen eiser zouden lopen. Eiser heeft geen documenten ter onderbouwing overgelegd en tegenstrijdig verklaard over de afhandeling van de rechtszaken. Dat eiser discriminatie heeft ondervonden als gevolg van de lage kaste waaruit hij afkomstig is en hij problemen ondervond omdat hij de regels van de islam niet strikt opvolgde, acht verweerder wel geloofwaardig maar onvoldoende zwaarwegend om in aanmerking te komen voor het vluchtelingenschap.
3. Eiser heeft aangevoerd dat hij ongeveer een jaar een relatie met [Naam 2] heeft gehad. Haar ouders waren tegen de relatie gekant omdat eiser uit een lagere kaste afkomstig is. [Naam 2] heeft zelfmoord gepleegd omdat haar ouders niet wilden instemmen met een huwelijk met eiser en voornemens waren haar uit te huwelijken aan een ander. Haar familie houdt eiser hiervoor verantwoordelijk en zoekt hem daarom. Verweerder twijfelt ten onrechte aan eisers relatie met [Naam 2]. Eiser stelt verder dat hij vanaf 2012 in vier rechtszaken verdachte was en dat hij in twee zaken op borgtocht is vrijgelaten. Eiser was betrokken bij een vechtpartij tussen voetbalaanhangers, waarbij een dode viel. De dode en de voetbalaanhangers behoorden tot dezelfde politieke partij, Awami League, als de familie van [Naam 2]. Een andere rechtszaak had te maken met de dood van politieagenten. Ook zijn er in 2012 wapens gevonden in de winkel van eiser en werd hem aangerekend dat hij alcohol dronk en marihuana rookte. Eiser stelt dat zijn advocaat geen stukken kan sturen omdat dit geld kost. Eiser staat hierdoor in de negatieve belangstelling van de autoriteiten De politie heeft opdracht hem neer te schieten zodra hij gesignaleerd wordt, aldus eiser. Voorts vreest eiser dat hij bij terugkeer naar zijn land van herkomst opnieuw gediscrimineerd zal worden vanwege zijn afkomst. Ook respecteert eiser de regels van de islam niet en loopt daarom ook risico bij terugkeer. Bangladesh is overwegend islamitisch en accepteert afvalligheid niet.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Relatie
4. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers relatie met [Naam 2] niet aannemelijk is. Eiser stelt een jaar een relatie met [Naam 2] gehad te hebben en haar sinds hun jeugd gekend te hebben, maar heeft desondanks summier over haar verklaard. Zo weet eiser niet precies hoe oud ze was, hij geeft aan te raden naar haar leeftijd [1] . Hij weet evenmin wanneer zij is overleden. Verder verklaart hij dat zij uit een hogere kaste dan hijzelf afkomstig was, maar weet eiser niet uit welke kaste zij afkomstig is. Van eiser mag verwacht worden dat hij uitgebreider kan verklaren over de vrouw die hij stelt al sinds zijn jeugd te kennen en met wie hij een relatie heeft gehad. Daarbij komt dat het bevreemdend is dat eiser en zijn vriendin nooit spraken over het kastenverschil, terwijl dit kastenverschil de reden was dat zij niet mochten trouwen. Nu dit punt dermate belangrijk was voor de familie van [Naam 2] mag verwacht worden dat zij dit zouden bespreken. Verder is bevreemdend dat eiser verklaarde dat zij van plan waren om in het geheim te gaan samenwonen in hetzelfde dorp, waar de familie van [Naam 2] woonde en (ongehuwd) samen een kind te krijgen ervan uitgaande dat haar familie eiser dan vanzelf wel zou accepteren, hoewel eiser aangeeft dat in zijn moslimcultuur samenwonen niet geaccepteerd is [2] . Niet valt in te zien dat een dergelijke gang van zaken die indruist tegen de traditie en gebruiken van de omgeving waarin eiser en zijn vriendin zijn opgegroeid, zou leiden tot acceptatie van eiser.

Rechtszaken

5. Verweerder heeft zich eveneens niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser over de gestelde rechtszaken ongeloofwaardig zijn. Eiser mocht tegengeworpen worden dat hij geen documenten ter onderbouwing heeft overgelegd hoewel hij al sinds 2014 uit zijn land van herkomst is vertrokken en hiervoor voldoende tijd heeft gehad. Hij heeft summiere en wisselende verklaringen afgelegd over het procesverloop in de rechtszaken en ook over de persoon die een rechtszaak tegen hem aanspande waarbij een dode viel na een vechtpartij tussen voetbalaanhangers. In deze zaak stelde hij in eerste instantie dat de vader van [Naam 2] hem als verdachte aanduidde maar later had de vader van de man, die omgekomen was eiser als verdachte aangemerkt. Verder heeft eiser desgevraagd aangegeven dat hij het land legaal met visum heeft verlaten [3] , wat er evenmin op duidt dat eiser, in tegenstelling tot wat hij stelt, in de negatieve belangstelling van de autoriteiten zou staan.
Kaste
6. Eiser vreest bij terugkeer naar zijn land van herkomst opnieuw gediscrimineerd te
worden vanwege zijn afkomst. Eiser dient in dit verband aannemelijk te maken dat sprake is van feiten of omstandigheden die zijn vrees voor vervolging rechtvaardigen omdat discriminatie door de autoriteiten en door medeburgers pas wordt aangemerkt als daad van vervolging indien eiser zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Daarvan is niet gebleken. Immers, eiser heeft zelf verklaard dat hij ondanks zijn afkomst niet ernstig beperkt werd in zijn dagelijks leven. Zo is gebleken dat hij toegang had tot onderwijs, hij heeft een praktijkopleiding gevolgd tot pijpfitter [4] en hij heeft gewerkt. Vanaf 2011 tot aan zijn vertrek uit Bangladesh heeft eiser een eigen zaak gehad, daarvoor een vergunning [5] gevraagd en verkregen en zelfstandig kunnen voorzien in zijn levensonderhoud. Ook had eiser toegang tot medische zorg. Hierover heeft hij namelijk verklaard dat hij vanwege verwondingen aan zijn hoofd als gevolg van de vechtpartij tussen voetbalaanhangers drie dagen in het ziekenhuis heeft gelegen [6] .
Naleven regels islam
7. Evenmin is gebleken dat de wijze waarop eiser als moslim zijn geloof praktiseert, bij een terugkeer naar Bangladesh vrees voor vervolging oplevert. Immers, eiser heeft verklaard dat de problemen die hij op dit gebied heeft ondervonden van dorpelingen kwamen en voornamelijk opmerkingen over zijn levensstijl betroffen [7] . Eiser belijdt zijn geloof al sinds zijn vijftiende op deze manier. Hij is pas in 2014, ruim tien jaar later uit Bangladesh vertrokken. Dit duidt niet op een situatie waarbij het feit dat eiser marihuana rookte, varkensvlees at en alcohol dronk, leidt tot een gegronde vrees voor vervolging
Verweerder heeft zich terecht op het standpunt kunnen stellen dat eiser in Bangladesh geen gegronde reden heeft te vrezen voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag.
Conclusie
8. De rechtbank concludeert dat gelet op het voorgaande verweerder niet ten onrechte eisers asielrelaas ongeloofwaardig heeft geacht.
9. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Gehoor van 19 april 2021, p. 13
2.Gehoor van 19 april, p. 12
3.Gehoor van 15 april 2021, p. 7
4.Gehoor van 19 april 2021, p. 10
5.Gehoor van 19 april 2021, p. 10
6.Gehoor van 19 april 2021, p. 16
7.Gehoor van 19 april 2021, p. 11