ECLI:NL:RBDHA:2021:659

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2021
Publicatiedatum
1 februari 2021
Zaaknummer
NL21.791 en NL21.794
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en inreisverbod in het bestuursrecht; rechtmatigheid van de opgelegde maatregel van bewaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2021 uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van een terugkeerbesluit en een inreisverbod, opgelegd aan eiser, die zich had gepresenteerd met onjuiste personalia. Eiser, die beweerde vanuit Ghana te zijn ingereisd, had kort voor de zitting een andere identiteit opgegeven, waarmee hij een verblijfsvergunning in België zou hebben. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij rechtmatig verblijf had in België, en dat het terugkeerbesluit op basis van de personalia waarmee hij zich had gepresenteerd, rechtmatig was opgelegd. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan de personalia te twijfelen, aangezien eiser geen documenten had overgelegd ter onderbouwing van zijn nieuwe identiteit.

Daarnaast werd het inreisverbod beoordeeld in het licht van artikel 8 van het EVRM, waarbij eiser stelde dat zijn familie in België woonde en dat zijn vriendin zwanger was. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen, en dat de e-mail van zijn vriendin te summier was om als bewijs te dienen. De rechtbank bevestigde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was opgelegd, omdat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank de beroepen van eiser ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door rechter W.P.C.G. Derksen, in aanwezigheid van griffier F.M. van den Assem, en werd openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.794 en NL21.791

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2021 in de zaak tussen

[eiser] alias [alias] , v-nummer [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. G.S.S. de Kok),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M. Rozema).

Procesverloop

Bij besluit van 18 januari 2021 heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Verweerder heeft op diezelfde dag aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 opgelegd.
Eiser heeft tegen beide besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen het opleggen van de maatregel wordt ook aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek op zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2021. Eiser is verschenen, via een beeldverbinding, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waarover gaat deze zaak?
1. Deze zaak gaat over enerzijds het terugkeerbesluit en het inreisverbod en anderzijds de maatregel van bewaring. De rechtbank zal eerst het terugkeerbesluit, gevolgd door het inreisverbod, en daarna de maatregel van bewaring beoordelen.
1.1.
Eiser heeft voorafgaand aan de besluiten als identiteit opgegeven [eiser] . Hij zou ingereisd zijn vanuit Ghana. Kort voor de zitting heeft hij aan zijn gemachtigde als identiteit opgegeven [alias] . Onder die naam zou hij een verblijfsvergunning in België hebben. Hij zou in Antwerpen wonen samen met zijn vriendin. Hij spreekt Nederlands. Ook verblijven volgens hem naaste familieleden in Antwerpen. De gemachtigde heeft een verklaring van de genoemde vriendin aan het dossier toegevoegd. Verweerder heeft op de zitting meegedeeld dat de Belgische autoriteiten bereid zijn eiser op basis van die laatste identiteit over te nemen. De bereidverklaring heeft verweerder aan het dossier toegevoegd.
Is het terugkeerbesluit rechtmatig opgelegd?
Rechtmatig verblijf in België
2. Eiser voert aan dat het terugkeerbesluit ten onrechte is opgelegd, omdat hij rechtmatig verblijf heeft in België. Dat deze informatie eerst na het opleggen van het terugkeerbesluit naar voren is gekomen, maakt nog niet dat daarmee deze omstandigheid buiten beschouwing moet worden gelaten. Eiser verwijst hierbij naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 13 april 2018. [1]
2.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat door eiser tijdens het opleggen van het terugkeerbesluit en tot op dit moment niet aannemelijk is gemaakt dat hij rechtmatig verblijf heeft in België. Wel hebben de Belgische autoriteiten bericht dat eiser een verblijfsvergunning heeft gehad. Maar het is onduidelijk of deze vergunning is ingetrokken of dat het verblijfsdocument is verlopen. De verklaring van eisers vriendin is onvoldoende om die duidelijkheid te geven.
Verkeerde personalia
3. Eiser voert verder aan dat het terugkeerbesluit onrechtmatig is, omdat de personalia onjuist zijn. Hij is [alias] en niet [eiser] . [eiser] is iemand anders.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank overweegt verweerder niet ten onrechte dat eiser zich met de personalia [eiser] heeft gepresenteerd en dat op basis van deze personalia het terugkeerbesluit is opgelegd. Ook was er voor verweerder geen aanleiding om aan deze personalia te twijfelen, omdat eiser geen documenten heeft overgelegd. Dat eiser achteraf stelt [alias] te zijn en niet [eiser] , zonder enige onderbouwing met officiële documenten, doet dan ook niet af aan de rechtmatigheid van het opgelegde terugkeerbesluit. Dat er een andere persoon zou zijn die [eiser] heet, doet voor de beoordeling van het beroep van eiser niet ter zake. De beroepsgrond slaagt niet.
Tussenconclusie
4. Omdat beide beroepsgronden niet slagen is het terugkeerbesluit rechtmatig opgelegd.
Is het inreisverbod in strijd met artikel 8 van het EVRM?
5. Eiser voert aan dat het inreisverbod in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Zijn moeder, stiefvader en (stief)broers en -zussen wonen in België en hebben inmiddels de Belgische nationaliteit. Daarnaast is zijn Belgische vriendin zeven maanden zwanger en ter bevestiging overlegt eiser een e-mail van zijn vriendin.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Verweerder neemt, zoals op zitting verwoord, niet ten onrechte het standpunt in dat eiser op geen enkele manier onderbouwt dat zijn familie in België woont. De overlegde e-mail is summier. Zonder onderliggende documenten heeft eiser de aanwezigheid van zijn gestelde vriendin in België niet onderbouwd.
Is de maatregel van bewaring rechtmatig opgelegd?
6. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De rechtbank beoordeelt de maatregel aan de hand van de door eiser aangevoerde argumenten, de beroepsgronden. Eiser voert als enige beroepsgrond aan dat de maatregel onrechtmatig is omdat het daaraan ten grondslag gelegde terugkeerbesluit onrechtmatig is. Zoals onder 4 is geconcludeerd kan het terugkeerbesluit in stand blijven. Dat betekent dat de beroepsgrond niet slaagt.
Wat betekent dat voor deze uitspraak?
7. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat beide besluiten in stand blijven. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding in verband met de maatregel van bewaring afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
-
verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.M. van den Assem, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 2 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 1 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zaaknummers: NL18.6634 en NL18.6650 (niet gepubliceerd).