In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juni 2021 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1930. De cliënt verblijft in een zorginstelling en heeft een psychogeriatrische aandoening, waardoor hij 24 uur per dag zorg nodig heeft. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 juni 2021 zijn verschillende betrokkenen, waaronder de advocaat van de cliënt en zorgprofessionals, gehoord. De advocaat betwistte de juistheid van de medische verklaring die ten grondslag lag aan de inbewaringstelling, omdat deze was opgesteld door een arts in opleiding en niet door een ter zake kundige arts, zoals vereist door de Wet zorg en dwang.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de inbewaringstelling op 12 juni 2021 was afgegeven op basis van een medische verklaring die niet voldeed aan de wettelijke eisen. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester pas een inbewaringstelling kan gelasten nadat een ter zake kundig arts de cliënt persoonlijk heeft onderzocht en een medische verklaring heeft verstrekt. Aangezien de medische verklaring was opgesteld door een psychiater in opleiding, was de inbewaringstelling in strijd met de wet. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling afgewezen.
De beschikking is gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, bijgestaan door mr. S.B. Boekema als griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.