ECLI:NL:RBDHA:2021:6642

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
C/09/613492 / FA RK 21-3977
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling in het kader van de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juni 2021 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1930. De cliënt verblijft in een zorginstelling en heeft een psychogeriatrische aandoening, waardoor hij 24 uur per dag zorg nodig heeft. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 juni 2021 zijn verschillende betrokkenen, waaronder de advocaat van de cliënt en zorgprofessionals, gehoord. De advocaat betwistte de juistheid van de medische verklaring die ten grondslag lag aan de inbewaringstelling, omdat deze was opgesteld door een arts in opleiding en niet door een ter zake kundige arts, zoals vereist door de Wet zorg en dwang.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de inbewaringstelling op 12 juni 2021 was afgegeven op basis van een medische verklaring die niet voldeed aan de wettelijke eisen. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester pas een inbewaringstelling kan gelasten nadat een ter zake kundig arts de cliënt persoonlijk heeft onderzocht en een medische verklaring heeft verstrekt. Aangezien de medische verklaring was opgesteld door een psychiater in opleiding, was de inbewaringstelling in strijd met de wet. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling afgewezen.

De beschikking is gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, bijgestaan door mr. S.B. Boekema als griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/613492 / FA RK 21-3977
Datum beschikking: 17 juni 2021

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling

Beschikkingnaar aanleiding van het op 14 juni 2021 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[de man] ,

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 1930 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. O.C. Bondam te Voorschoten.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 14 juni 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de beschikking van de burgemeester van de gemeente Den Haag van 12 juni 2021 om 16.21 uur tot inbewaringstelling;
  • de op 12 juni 2021 om 16.14 uur ondertekende medische verklaring van een [arts in opleiding] die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was;
  • een toelichting op bovengenoemde medische verklaring;
  • een aanvulling op bovengenoemde medische verklaring, door een ter zake kundig [arts] van 12 juni 2021 om 17.45 uur;
  • een indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 27 december 2019.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 17 juni 2021.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
  • cliënt met een verzorgende;
  • de advocaat;
  • de [verpleegkundig specialist]
  • de praktijk-ondersteunende [verzorgende]

Standpunten ter zitting

De verpleegkundig specialist heeft ter zitting verklaard dat cliënt ten gevolge van zijn psychogeriatrische aandoening vierentwintig uur per dag zorg nodig heeft. Hij is niet meer in staat om voor zichzelf te zorgen, vertoont dwaalgedrag en is veelvuldig verbaal agressief. Hij vertoont daarnaast aanhoudend verzet tegen zijn verblijf in de instelling.
De cliënt heeft aangeven dat hij niet in de instelling wil blijven. Hij is goed in staat om voor zichzelf te zorgen. De advocaat van betrokkene heeft gesteld dat de medische verklaring niet juist tot stand is gekomen. De verklaring is opgesteld door een psychiater in opleiding, terwijl uit artikel 37 lid 2 jo. artikel 30 lid 1 Wzd volgt dat het moet gaan om een ‘ter zake kundig arts’. Een arts in opleiding valt hier niet onder. Dat een psychiater de medische verklaring later heeft onderschreven, doet hieraan niet af. De inbewaringstelling is hierdoor formeel niet juist tot stand gekomen. Dit maakt dat de voorzetting van de inbewaringstelling ook niet kan worden afgegeven en het verzoek dient derhalve te worden afgewezen.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat de medische verklaring, zoals vereist op basis van artikel 37 lid 2 Wet zorg en dwang in samenhang met artikel 30 lid 1 Wet zorg en dwang, in strijd met deze wettelijke bepalingen tot stand is gekomen. Uit voornoemde artikelen volgt immers dat de burgemeester pas een inbewaringstelling gelast nadat een ter zake kundig arts, die de cliënt voorafgaand persoonlijk heeft onderzocht, de medische verklaring heeft verstrekt. Het is niet voldoende wanneer de ter zake kundig arts het onderzoek laat verrichten door een arts in opleiding en de eerstgenoemde arts de medische verklaring later onderschrijft. Dit geldt eveneens wanneer het gaat om een ervaren arts in opleiding.
Uit de datum- en tijdsregistratie op de betreffende stukken blijkt dat in onderhavige zaak de inbewaringstelling op 12 juni 2021 is afgegeven op basis van een medische verklaring die is opgesteld en ondertekend door een psychiater in opleiding. Het eraan voorafgaande medisch onderzoek is eveneens uitgevoerd door de psychiater in opleiding. Vervolgens heeft de ter zake kundige arts, de onafhankelijk psychiater [arts] op 14 juni 2021 schriftelijk bevestigd, dat hij betrokkene ook op 12 juni 2021 heeft onderzocht en nog die dag de bevindingen uit de medische verklaring van de psychiater in opleiding heeft onderschreven. Dit gebeurde, naar de rechtbank heeft kunnen vaststellen, evenwel nadat de inbewaringstelling al was afgegeven.
Dit leidt ertoe dat de inbewaringstelling is afgegeven op basis van een niet door een ter zake kundige arts opgemaakte medische verklaring en dat is in strijd met de wet. De rechtbank zal het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling om die reden afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, rechter, bijgestaan door mr. S.B. Boekema als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 juni 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 juni 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.