ECLI:NL:RBDHA:2021:6697

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
C/09/609951 / KG RK 21-387
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek van ADOTRAVEL BV tegen rechter M.S. Vonck

In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 26 april 2021 uitspraak gedaan over het wrakingsverzoek van de besloten vennootschap ADOTRAVEL BV, vertegenwoordigd door mr. ing. S. Springer. Het wrakingsverzoek was ingediend op 18 maart 2021, tien dagen na de zitting van 8 maart 2021, waar de verzoeker bekend werd met de omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag lagen. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek te laat was ingediend, waardoor verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek. De rechter, M.S. Vonck, had zich volgens verzoeker partijdig opgesteld door de eisende partij in de hoofdzaak de gelegenheid te geven om op de dag van de zitting nog een brief in te brengen, wat volgens verzoeker in strijd was met de procesregels. De wrakingskamer benadrukte dat een verzoek tot wraking onmiddellijk moet worden ingediend zodra de omstandigheden zich voordoen, om onnodige vertraging in de rechtspleging te voorkomen. Aangezien verzoeker tien dagen had gewacht met het indienen van zijn verzoek, werd dit als tardief beschouwd. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2021/18
zaak- /rekestnummer: C/09/609951 / KG RK 21/387
Beslissing van 26 april 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
De besloten vennootschap ADOTRAVEL BV,
gemachtigde: mr. ing. S. Springer,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. M.S. Vonck,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbenden in deze procedure zijn:
[belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] , vertegenwoordigd door R. Bos, hierna: Bos.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 18 maart 2021;
- het proces-verbaal van de zitting van 8 maart 2021;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 6 april 2021.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn de gemachtigde van verzoeker en Bos via een Skype-verbinding verschenen. De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 8858429 RL EXPL 20-20161.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke wrakingsverzoek en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd:
De rechter heeft de eisende partij in de hoofdzaak in de gelegenheid gesteld om op de dag van de zitting nog een brief in te brengen en heeft zich hiermee meer dan behulpzaam getoond. Deze brief had zeven dagen voor de zitting moeten zijn overgelegd. Het protest hiertegen door verzoeker werd in zoverre gepasseerd dat verzoeker bij akte enkel op deze brief mocht reageren. Daarbij blijkt, volgens verzoeker, dat de wederpartij behalve de brief ook allerlei emailverkeer heeft ingebracht. Verzoeker heeft bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek nog aangevuld dat hij op de zitting hier al tegen heeft geprotesteerd en dat hem toen wederhoor is ontzegd.
De rechter heeft op zitting geen melding gemaakt van het evident misbruik van procesrecht en heeft verzoeker het woord ontzegd nadat de wederpartij de gelegenheid had gekregen om op de conclusie van antwoord te reageren.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten.
2.4.
Bos heeft tijdens de mondelinge behandeling laten weten dat hij vindt dat de beschrijving, zoals door de rechter geschetst in haar reactie, accuraat is.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren.
3.2.
Het verzoek moet bovendien worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen.
3.3
De door verzoeker aangevoerde omstandigheden die ten grondslag liggen aan het wrakingsverzoek zijn aan hem bekend geworden op de zitting van 8 maart 2021, terwijl het verzoek pas is gedaan op 18 maart 2021. Voor het tijdsverloop van tien dagen heeft de gemachtigde van verzoeker uitgelegd dat hij een wrakingsverzoek niet lichtzinnig zal indienen, dat hij het hele proces in zijn hoofd nog is nagegaan en dat hij een serieuze afweging heeft gemaakt.
3.4.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker op de zitting van 8 maart 2021 bekend is geworden met de feiten en omstandigheden die aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag liggen. Op de zitting heeft verzoeker geen aanleiding gezien een mondeling wrakingsverzoek te doen, noch heeft hij kort na de zitting een schriftelijk verzoek ingediend, terwijl verzoeker naar eigen zeggen op de zitting reeds heeft geprotesteerd tegen de gang van zaken. Verzoeker heeft vervolgens tien dagen gewacht met het indienen van zijn wrakingsverzoek. De wrakingskamer is van oordeel dat dit onder voornoemde omstandigheden niet anders kan worden gezien dan als een tardief verzoek. Het verzoek is te laat ingediend en verzoeker kan dan ook niet worden ontvangen in het verzoek. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt de wrakingskamer daarom niet toe.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoeker;
• belanghebbenden p/a Bos;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, S.E. Postema en R.E. Perquin, in tegenwoordigheid van mr. N. Roelands, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.