ECLI:NL:RBDHA:2021:6960

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
C/09/606927 / FA RK 21-766
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot beëindiging van het gezag over een minderjarige na zorgelijke ontwikkelingssituatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot beëindiging van het gezag van de ouders over een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige]. Het verzoek was ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van emotieregulatie- en hechtingsproblematiek bij [minderjarige], die in het verleden op verschillende plekken heeft gewoond. Ondanks de inzet van hulpverlening is de situatie van [minderjarige] niet verbeterd, en is het van belang dat hij duidelijkheid krijgt over zijn opgroeisituatie.

Tijdens de zitting is gebleken dat de ouders, hoewel zij betrokken zijn bij de zorg voor [minderjarige], niet in staat zijn om de noodzakelijke veranderingen in hun opvoedingsstijl door te voeren. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel het gezag van de ouders beëindigd kan worden indien de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd, het op dit moment niet in het belang van [minderjarige] is om het gezag te beëindigen. De ouders spelen een belangrijke rol in zijn leven en er is behoefte aan betere samenwerking tussen hen en de hulpverlening.

De rechtbank heeft daarom het verzoek tot beëindiging van het gezag van de ouders afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, mr. D.G.J. Dop, in aanwezigheid van de griffier V.A.H. Schoorl. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 30 juni 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG
Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: FA RK 21-766 / C/09/606927
Datum uitspraak: 3 juni 2021
Beschikking van de Enkelvoudige Kamer
Afwijzing beëindiging gezag
in de zaak naar aanleiding van het op 1 februari 2021 ingekomen verzoek van:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
-
[minderjarige] ,geboren op [geboortedag] 2012 te [geboorteplaats] hierna ook te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

de vader,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. H. Weisfelt, te Den Haag,

[de vrouw]de moeder,wonende op een bij de rechtbank bekend adres,advocaat: mr. G.D. Haytink, te Den Haag,

de gecertificeerde instelling:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
de beoogd voogd.
Procedure
Bij beschikking d.d. 23 maart 2021 is de behandeling van het verzoek tot beëindiging van het gezag van de ouders over [minderjarige] en benoeming van de gecertificeerde instelling tot voogd over [minderjarige] aangehouden tot een zitting op 20 april 2021, welke zitting is verplaatst in verband met het overlijden van grootmoeder vaderszijde.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
  • voornoemde beschikking d.d. 23 maart 2021;
  • de stukken van de advocaat moederszijde d.d. 26 mei 2021.
Op 3 juni 2021 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. De zaak is gelijktijdig behandeld met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, met zaaknummer C/09/610339 / JE RK 21-836 (de beslissing in die zaak wordt in een afzonderlijke beschikking neergelegd).
Daarbij zijn verschenen:
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • de heer [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat.

Verzoek en verweer

De Raad verzoekt het gezag van de ouders over [minderjarige] te beëindigen en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te benoemen tot voogd over [minderjarige] .
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. Ondanks de inzet van veel hulpverlening zijn de zorgen over de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] niet afgenomen. [minderjarige] heeft in het verleden op verschillende plekken gewoond en het is van belang dat [minderjarige] duidelijkheid krijgt waar hij kan en mag opgroeien. Hij kan niet meer bij een van de ouders worden geplaatst en hij kon niet in het gezinshuis blijven, omdat zijn gedrag daar dusdanig problematisch was dat de situatie niet langer houdbaar was. Op dit moment ontwikkelt [minderjarige] zich goed op de zorgboerderij en kan hij daar ook blijven tot zijn meerderjarigheid. De samenwerking tussen de ouders en de hulpverlening verloopt moeizaam waardoor behandeling voor [minderjarige] langzaam van de grond komt en zijn ontwikkeling is gestagneerd. Dit is niet in het belang van [minderjarige] en hij lijkt klem te zitten tussen de visie en de wensen van de vader, de moeder en wat de hulpverlening voor hem noodzakelijk acht. Het is daarom noodzakelijk om het gezag van de ouders te beëindigen.
De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad. De zorgboerderij is een perspectiefbiedende plek voor [minderjarige] en hij doet het daar goed. Hij is geschorst van school en krijgt inmiddels onderwijs op de zorgboerderij. Er is veel wrijving tussen de ouders en de hulpverlening en het duurt vaak lang voordat de jeugdbeschermer toestemming krijgt van de ouders voor behandeling. Hierdoor komt behandeling moeizaam van de grond en stagneert de ontwikkeling van [minderjarige] . Een gezagsbeëindiging van de ouders is daarom in het belang voor de ontwikkeling van [minderjarige] .
De vader heeft, mede bij monde van zijn advocaat, verweer gevoerd tegen het verzochte. De vader heeft verklaard dat hij vanaf het begin goed contact heeft gehad met de zorgboerderij en altijd snel toestemming heeft gegeven voor de onderzoeken. Het enige waar de vader geen toestemming voor heeft gegeven was de medicatie voor [minderjarige] , omdat daar geen diagnostisch onderzoek naar was gedaan. Er zijn veel fouten gemaakt en de vader acht de gecertificeerde instelling niet in staat om op een goede manier voor [minderjarige] te zorgen. De advocaat heeft benadrukt dat het niet noodzakelijk of in het belang van [minderjarige] is om het ouderlijk gezag te beëindigen, ook als het perspectief van [minderjarige] bij de zorgboerderij ligt. De ouders handelen in het belang van [minderjarige] en het is logisch dat zij eerst geïnformeerd willen worden voordat zij toestemming geven. De vader verzoekt daarom primair om de gezagsbeëindiging van de vader af te wijzen en subsidiair om een deskundige aan te wijzen om te onderzoeken wat in het belang van [minderjarige] is en meer subsidiair om, in het geval de gezagsbeëindiging wordt uitgesproken, een andere hulpverlenende organisatie aan te wijzen als voogd.
De moeder heeft, mede bij monde van haar advocaat, verweer gevoerd tegen het verzochte. De moeder heeft verklaard dat de situatie van [minderjarige] op de zorgboerderij instabiel is. Hij gaat al lange tijd niet naar school en er is geen zicht op behandeling. De moeder acht het noodzakelijk dat zij het gezag over [minderjarige] behoudt. [minderjarige] heeft veel baat bij het contact met de moeder en het is van belang dat de moeder betrokken blijft. De moeder vindt het belangrijk om goed geïnformeerd te zijn voordat ze toestemming geeft, maar de gecertificeerde instelling doet dit onvoldoende. De advocaat heeft benadrukt dat [minderjarige] niet gelukkig is op de zorgboerderij en er daar geen hechtingsfiguren voor hem zijn. De gecertificeerde instelling heeft nog steeds niet de juiste behandeling opgestart voor zijn problematiek en schakelt geen deskundigen in. De moeder handelt in het belang van [minderjarige] en stelt terecht kritische vragen aan de gecertificeerde instelling. De moeder is druk bezig geweest met het regelen van onderwijs voor [minderjarige] . Het probleem is dat de financiering niet van de grond komt. Indien het gezag van de moeder wordt beëindigd zegt gemeente [woonplaats] niet meer verantwoordelijk te zijn. Het is van belang dat de moeder het gezag behoudt en hier controle over houdt. De moeder verzoekt daarom om de gezagsbeëindiging van de moeder af te wijzen

Beoordeling

De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan, in die zin dat, zoals uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken het perspectief van [minderjarige] niet meer bij een van de ouders ligt. Er is sprake van emotieregulatie- en hechtingsproblematiek bij [minderjarige] en hij kan heftige fysieke uitbarstingen laten zien. Hij is gebaat bij veiligheid, structuur en stabiliteit en vraagt om een bovengemiddelde opvoeding. Er is veel hulpverlening ingezet, maar het is de ouders niet gelukt om de patronen te doorbreken en aan te kunnen sluiten bij wat [minderjarige] daadwerkelijk nodig heeft. Er zal daarom niet meer gewerkt worden aan een terugplaatsing. [minderjarige] heeft veel wisselingen in verblijfplaats gekend en verblijft inmiddels al geruime tijd op de zorgboerderij waar hij tot zijn meerderjarigheid kan blijven.
De rechtbank is echter tevens van oordeel dat een beëindiging van het gezag van de ouders op dit moment niet in het belang van [minderjarige] moet worden geacht. De samenwerking tussen de ouders en de jeugdbeschermer verloopt weliswaar moeizaam, maar de ouders zijn betrokken bij [minderjarige] en spelen een belangrijke rol in zijn leven. Ook geven zij er blijk van wel achter het inzetten van passende behandeling voor [minderjarige] te staan. Het is in het belang van [minderjarige] dat de ouders en de hulpverlening beter gaan communiceren en samenwerken zodat er beslissingen genomen kunnen worden en passende behandeling kan worden gestart.
De rechtbank zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de ouders afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek het gezag van de ouders over [minderjarige] te beëindigen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2021 door mr. D.G.J. Dop, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 30 juni 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.