In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 juni 2021 uitspraak gedaan over het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ouders, de vader en de moeder, zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag en de kinderen verblijven feitelijk bij de moeder. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 8 september 2020 en zou eindigen op 8 juni 2021. De ouders hebben verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van zes maanden, omdat zij meenden dat er nog onduidelijkheden waren over hun situatie en de ontwikkeling van de kinderen.
De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij zowel de vader als de moeder, bijgestaan door haar advocaat, aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gezinsopname bij Harreveld positief was afgesloten en dat er geen zorgelijke signalen meer waren. De ouders hebben een toekomstplan opgesteld en werken aan hun doelen, maar er is nog onduidelijkheid over hun toekomstplannen. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de verlenging, stellende dat de kinderen zich goed ontwikkelen en er geen zorgen meer zijn.
Na beoordeling van het dossier en de verklaringen ter zitting, concludeert de kinderrechter dat de gronden voor ondertoezichtstelling niet meer aanwezig zijn. De kinderrechter oordeelt dat er geen ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen is en dat de ouders in staat zijn om zelf hulp te organiseren indien nodig. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.