ECLI:NL:RBDHA:2021:6965

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
C/09/611736 / JE RK 21-1115
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met vervanging van de gecertificeerde instelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 9 juni 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige]. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift dat op 6 mei 2021 is ingediend. De minderjarige, geboren op [geboortedag] 2018, verblijft feitelijk bij de pleegmoeder, die haar goed ondersteunt in haar ontwikkeling. De moeder van de minderjarige is belast met het ouderlijk gezag, maar haar behandeling verloopt niet voorspoedig. De kinderrechter heeft eerder al ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die nu verlengd moeten worden.

De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn, gezien de instabiele situatie van de moeder en de noodzaak om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen van 16 juni 2021 tot 16 oktober 2021 en de machtiging tot uithuisplaatsing voor dezelfde periode. Tevens is er een verzoek gedaan tot vervanging van de gecertificeerde instelling, wat aan de kinderrechter is voorgelegd.

De kinderrechter heeft de verzoeken tot verlenging toegewezen en de behandeling van het verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling aangehouden. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling opgedragen om een andere instelling te zoeken voor de overdracht van de zorg. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/611736 / JE RK 21-1115
Datum uitspraak: 9 juni 2021

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
Vervanging van Briedis Jeugdbeschermers
in de zaak naar aanleiding van het op 6 mei 2021 ingekomen verzoekschrift van:

Briedis Jeugdbeschermers, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

betreffende:
- [minderjarige] ,geboren op [geboortedag] 2018 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,

[pleegmoeder]

hierna te noemen: de pleegmoeder,

de Raad voor de Kinderbescherming,hierna te noemen: de Raad.

De kinderrechter merkt aan als informant:

[de man] hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen.
Op 9 juni 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • de heer [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, bijgestaan door haar [begeleidster] ;
  • de pleegmoeder.

Feiten

  • [minderjarige] is erkend door de vader.
  • De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
  • [minderjarige] verblijft feitelijk bij de pleegmoeder (oma moederszijde).
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 16 juni 2020 [minderjarige] onder toezicht gesteld van 16 juni 2020 tot 16 juni 2021, alsmede machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 16 juni 2020 tot 16 maart 2021.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 25 februari 2021 machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 16 maart 2021 tot 16 juni 2021.

Verzoeken

Verzoek 1Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Verzoek 2
Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling mondeling verzocht om vervanging van de gecertificeerde instelling.
Aan de verzoeken ligt het volgende ten grondslag. [minderjarige] verblijft bij de pleegmoeder (oma moederszijde) en ontwikkelt zich daar goed. Er is pleegzorgbegeleiding ingezet, zodat de ontwikkeling van [minderjarige] goed in de gaten wordt gehouden en de pleegmoeder begeleiding en ondersteuning krijgt. De moeder is onder behandeling, maar dit verloopt niet voorspoedig. De samenwerking tussen de hulpverleners van Flowin en de moeder verloopt goed. De komende periode zal de moeder haar behandeling doorzetten en haar thuissituatie in orde maken. Door de instabiele situatie van de moeder kan er op dit moment nog niet gestart worden met een perspectiefonderzoek. Verlenging van de maatregelen is daarom noodzakelijk, zodat [minderjarige] bij de pleegmoeder kan verblijven tot er meer duidelijkheid is over terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder. Ten aanzien van het verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling heeft de gecertificeerde instelling het volgende verklaard. De gecertificeerde instelling heeft in april een beëindigingscertificaat gekregen, maar kan de zaak op dit moment nog niet overdragen, omdat er nog geen afspraken zijn gemaakt met andere gecertificeerde instellingen en de gecertificeerde instelling geen bereidheidverklaring heeft. In andere zaken zijn de bereidheidverklaringen ingetrokken. Het huidige certificaat van de gecertificeerde instelling loopt tot 8 oktober 2021 en kan mogelijk nog met zes maanden worden verlengd. De gecertificeerde instelling verzoekt daarom om de verzochte maatregelen voor een korte periode te verlengen en voor het overige aan te houden, zodat er de komende periode gekeken kan worden welke gecertificeerde instelling de zaak kan overnemen.
De Raad is verzocht een standpunt in te nemen ten aanzien van het beëindigingscertificaat van de gecertificeerde instelling en opgeroepen ter zitting te verschijnen. De Raad heeft geadviseerd de zaak over te dragen aan Jeugdbescherming West. Het is aan Briedis om hierin de juiste stappen te zetten en een verzoek in te dienen tot vervanging van de gecertificeerde instelling. Het is van belang voor [minderjarige] dat de zaak goed wordt overgedragen en de hulpverlening voor het gezin gecontinueerd kan worden.
De pleegmoeder heeft ingestemd met het verzochte. De pleegmoeder heeft verklaard dat [minderjarige] voorlopig bij de pleegmoeder kan blijven en het daar veilig is voor haar. Ze gaat nu naar de peuterspeelzaal en doet het daar goed. De pleegmoeder probeert de opvoedomgeving van [minderjarige] zo rustig mogelijk te houden.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte, althans heeft zich daar niet tegen verzet. De moeder heeft verklaard dat haar behandeling tijdelijk is stilgezet, omdat ze eerst in gesprek gaat met de psycholoog. De relatie met de vader verloopt slecht, mede door zijn nieuwe partner.

Beoordeling

Verzoek 1
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] bestaan uit het hierna volgende. De communicatie tussen de ouders verloopt slecht, waardoor er nog veel spanningen zijn. [minderjarige] verblijft bij de pleegmoeder en krijgt daar de begeleiding en ondersteuning die ze nodig heeft. De kinderrechter acht verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk om zicht te kunnen houden op de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige] .
In verband met de huidige situatie van de gecertificeerde instelling zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling nu toewijzen voor drie maanden en aanhouden voor het overige.
( NB: ter zitting heeft de kinderrechter naast concreet toewijzen voor drie maanden abusievelijk aanhouden ook voor drie maanden, in plaats van voor het overige gezegd.)
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat de ouders op dit moment niet in staat zijn om de zorg over [minderjarige] te dragen. De moeder gaat behandeling volgen bij Emiliehoeve en krijgt daarbij begeleiding en ondersteuning van Flowin. [minderjarige] ontwikkelt zich goed bij de pleegmoeder en krijgt daar de rust, stabiliteit en veiligheid die ze nodig heeft. Op dit moment is nog niet duidelijk of het perspectief van [minderjarige] bij de moeder kan zijn. Het perspectiefonderzoek kan nog niet worden gestart, omdat de behandeling van de moeder bij Emiliehoeve nog niet is gestart. De kinderrechter acht het in het belang van [minderjarige] om bij de pleegmoeder te kunnen verblijven tot er meer duidelijkheid is over haar perspectief.
De kinderrechter zal om de hierboven ten aanzien van de ondertoezichtstelling omschreven reden de machtiging toewijzen voor de duur van drie maanden en voor het overige aanhouden.
(NB: voor de duur geldt hetzelfde als ten aanzien van de ondertoezichtstelling is opgemerkt.)
Verzoek 2
Artikel 1:259 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de kinderrechter de gecertificeerde instelling kan vervangen door een andere gecertificeerde instelling. Gelet op het beëindigingscertificaat van de gecertificeerde instelling overweegt de kinderrechter als volgt. De gecertificeerde instelling zal tot 8 oktober 2021 actief zijn. Op dit moment heeft de gecertificeerde instelling nog geen bereidverklaring van een andere gecertificeerde instelling, waardoor de zaak niet kan worden overgedragen. De kinderrechter zal het verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling daarom aanhouden voor de duur van drie maanden en verzoekt de gecertificeerde instelling de komende periode een gecertificeerde instelling te zoeken om de zaak aan over te kunnen dragen. De gecertificeerde instelling dient concreet aan te geven aan welke gecertificeerde instelling de zaak zal worden overgedragen en dient hierbij een bereidverklaring te overleggen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 16 juni 2021 tot 16 oktober 2021 met behoud van Briedis Jeugdbeschermers als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
verlengt de aan Briedis Jeugdbeschermers verleende machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 16 juni 2021 tot 16 oktober 2021, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van de verzoeken voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting
bij mr. D.G.J. Dop, gelegen
vóór 16 september 2021;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
  • de Raad voor de Kinderbescherming;
  • Briedis Jeugdbeschermers;
  • de moeder;
  • de pleegmoeder;
  • de vader (als informant).
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2021 door mr. D.G.J. Dop, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 1 juli 2021.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.