Op 9 juni 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven inzake de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2012. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader en moeder, beiden bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift dat op 16 april 2021 is ingediend door de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden. De minderjarige verblijft feitelijk bij zowel de vader als de moeder, die gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft eerder, op 17 juni 2020, de minderjarige onder toezicht gesteld voor een periode van één jaar.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders moeizaam verloopt en dat er onenigheid is over de opvoeding van de minderjarige. De vader heeft aangegeven dat er veel wisselingen zijn geweest in de hulpverlening, wat belastend is voor de minderjarige. De moeder heeft ook haar zorgen geuit over de situatie en de impact daarvan op de minderjarige. Beide ouders hebben ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling, waarbij de kinderrechter heeft overwogen dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn.
De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen van 17 juni 2021 tot 17 juni 2022, met behoud van de gecertificeerde instelling. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 1 juli 2021. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.