Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
30 november 2017 tot en met 30 september 2019 en de daarmee samenhangende terugvordering. Naar het oordeel van de rechtbank biedt de op 31 oktober 2019 door eiseres afgelegde verklaring, in combinatie met de onder 6.7 tot en met 6.9 opgesomde onderzoeksbevindingen, echter wel een toereikende onderbouwing voor de conclusie dat [dochter] sinds 1 oktober 2019 zijn hoofdverblijf op het uitkeringsadres heeft. De rechtbank acht hierbij van doorslaggevend belang dat eiseres aan het einde van het verhoor erkend heeft dat [dochter] bij haar verblijft, dat hij op dat moment in haar woning is en dat hij de sleutel van haar huis heeft. Verder acht de rechtbank van belang dat eiseres verklaard heeft dat hij de twee weken voorafgaand aan het verhoor negen tot tien nachten op het uitkeringsadres heeft geslapen. Ook de waarnemingen, het buurtonderzoek en het huisbezoek wijzen in die richting. Al deze onderzoeksbevindingen maken in onderlinge samenhang bezien aannemelijk dat [dochter] vanaf 1 oktober 2019 zijn hoofdverblijf op het uitkeringsadres heeft. Nu eiseres van de gezamenlijke huishouding geen mededeling heeft gedaan aan verweerder, heeft zij de op haar rustende inlichtingenverplichting geschonden. Verweerder was dan ook gehouden om op grond van artikel 54, derde lid, van de Pw het recht op bijstand van eiseres per 1 oktober 2019 in te trekken.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen bestreden besluit I ongegrond;
- verklaart het beroep tegen bestreden besluit II gegrond;
- vernietigt bestreden besluit II;
- herroept primair besluit II en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde bestreden besluit II;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht ten bedrage van € 48 te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 534,-.
mr. R.A.E. Bach, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2021.