2.2.Verzoekster stelt dat, hoewel het verhuren van woonwagenstandplaatsen door verweerder een civielrechtelijke aangelegenheid is, het bezwaar is gericht tegen de weigering om gebruik te maken van een bestuursrechtelijke bevoegdheid. Verweerder heeft gebruik gemaakt van haar bevoegdheid op grond van artikel 1:3, vierde lid, van de Awb beleidsregels op te stellen om zo de verdeling van woonwagenplaatsen binnen de gemeente Gouda te reguleren. Verzoekster stelt dat verweerder vanwege haar bijzondere omstandigheden met toepassing van artikel 4:84 van de Awb moet afwijken van de beleidsregels. Er is sprake van een bestuursrechtelijke zaak.
3. In de “Rectificatie: Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda houdende regels omtrent de toewijzing van huurstandplaatsen voor woonwagens (Beleidsregels toewijzing huurstandplaatsen woonwagens Gouda, hierna: de Beleidsregels)”, gepubliceerd in het Gemeenteblad 26 mei 2021, nr. 162842, staan regels over de toelating voor toewijzing van een huurstandplaats en aanbieding van een huurcontract alsmede de daarbij behorende volgordebepaling.
Wat is het oordeel van de rechter?
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat in de Beleidsregels is vermeld dat daarmee invulling wordt gegeven aan de privaatrechtelijke bevoegdheid van verweerder om op grond van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek huurovereenkomsten af te sluiten.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 23 mei 2003volgt dat beleidsregels slechts de uitoefening van bevoegdheden regelen. Zij scheppen geen (nieuwe) bevoegdheden. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van
20 december 2006volgt dat beslissingen, genomen op grond van beleid dat betrekking heeft op het nemen van vermogensrechtelijke beslissingen, niet kunnen worden aangemerkt als besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
De voorzieningenrechter is, gelet op de Beleidsregels bezien in het licht van voornoemde rechtspraak, van oordeel dat (de loting voor) het toewijzen van een huurstandplaats voor woonwagens en het aanbieden van een huurcontract een privaatrechtelijke aangelegenheid betreft. Gesteld noch gebleken is dat daarvoor een publiekrechtelijke grondslag bestaat.
Het e-mailbericht van 1 juli 2021 kan daarom niet worden aangemerkt als een besluit zoals bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Het bezwaar tegen dit e-mailbericht is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet-ontvankelijk.
5. Het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.