ECLI:NL:RBDHA:2021:7033

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
8 juli 2021
Zaaknummer
09/842097-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dealen van harddrugs en vrijspraak voor witwassen

Op 2 juli 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het dealen van harddrugs en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 september 2018 tot en met 23 april 2019 zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de handel in cocaïne en MDMA. De verdachte werd op 23 april 2019 aangehouden na observaties van de politie die hem in verband brachten met meerdere drugsdeals. Tijdens de rechtszitting heeft de officier van justitie vrijspraak voor het witwassen van een geldbedrag van € 8.660,00 gevorderd, wat door de rechtbank werd toegejuicht. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het witwassen, maar dat er wel voldoende bewijs was voor de handel in harddrugs. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 270 dagen opgelegd, waarvan 108 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden gericht op begeleiding en schuldhulpverlening. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn bereidheid om zich aan de voorwaarden te houden en zijn positieve ontwikkeling na de aanhouding.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/842097-19
Datum uitspraak: 2 juli 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[voornamen verdachte] [achternaam verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 5 juli 2019, 1 oktober 2019 (beide pro forma) en 18 juni 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.K. Schoep en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P.B. Spaargaren naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft op de terechtzitting van 18 juni 2021 medegedeeld dat hij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 8 december 2017 tot en met 23 april 2019 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid xtc pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij in of omstreeks de periode van 23 april 2019 tot en met 24 april 2019, te 's-Gravenhage,
althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten een geldbedrag van 8.660,- euro en/of een of meer paar schoenen van het merk Louboutin en/of een of meer jassen, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van (een) voorwerp(en), te weten een geldbedrag van 8.660,- euro en/of een of meer paar schoenen van het merk Louboutin en/of een of meer jassen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp cq. die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.

3.De bewijsoverwegingen

3.1.
Inleiding
De verdachte wordt – kort samengevat – verweten dat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne en MDMA in de periode van 8 december 2017 tot en met 23 april 2019 (feit 1) en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van diverse goederen in de periode van 23 april 2019 tot en met 24 april 2019 (feit 2).
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken voor feit 2 en dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor feit 1.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak voor feit 2 bepleit. Met betrekking tot feit 1 heeft hij aangevoerd dat er slechts wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor medeplegen van de handel in cocaïne en MDMA voor de periode van september 2018 tot en met 23 april 2019.
3.4.
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Feit 1: medeplegen van de handel in cocaïne en MDMA
Op 23 april 2019 om 21:23 uur werd de verdachte aangehouden op verdenking van medeplegen van de handel in verdovende middelen. [2] Hij reed op dat moment in een zwarte Seat Leon met kenteken [kenteken] (hierna: de Seat). Uit observaties van die dag tussen 14:30 uur en 20:24 uur bleek dat de verdachte tot 19:02 uur als bestuurder in de Seat zat. [3] Gedurende de geobserveerde periode heeft de politie negen vermoedelijke drugsdeals waargenomen van de verdachte vanuit de Seat. Al deze deals vonden plaats in Den Haag. [4] Uit telecomgegevens bleek dat de verdachte op zijn telefoonnummer [telefoonnummer 1] steeds een locatie kreeg doorgestuurd via de telefoonnummers [telefoonnummer 2] (toegeschreven aan verdachte [medeverdachte 1] ) of [telefoonnummer 3] (toegeschreven aan verdachte [medeverdachte 2] ). Volgens de politie betreffen deze nummers zogenaamde aansturingsnummers bedoeld om koeriers in contact te brengen met afnemers van drugs. Het telefoonnummer dat werd doorgestuurd naar de verdachte had even daarvoor contact opgenomen met de telefoonnummer [telefoonnummer 4] – een nummer dat volgens politieonderzoek de centrale nummer is van deallijn ‘ [bestandsnaam] ’– en een locatie doorgegeven. [5] Vervolgens zag het observatieteam de verdachte op de doorgegeven locatie. Telkens werd waargenomen dat de verdachte op een locatie stopte opdat een persoon als bijrijder kon instappen in de Seat en telkens reed de verdachte vervolgens enkele tientallen meters en stopte hij weer om de zojuist ingestapte persoon te laten uitstappen. De bijrijder zat telkens niet langer dan één minuut in de Seat. Zo werd door het observatieteam waargenomen dat de verdachte als bestuurder om 19:50 uur stopte op de Werf te Den Haag en dat binnen vijf minuten een blanke man op een fiets kwam aanrijden, zijn fiets parkeerde en bij de verdachte als bijrijder instapte om vervolgens binnen twee minuten weer op zijn fiets te zitten. De man op de fiets werd vervolgens direct aangehouden en bleek [koper drugs] te zijn. [6] Hij verklaarde dat hij cocaïne had gekocht van een dealer in een zwarte Seat. [7] De verdovende middelen zijn in beslag genomen door de politie. [8] Blijkens rapportage van het NFI betrof het 1,0 gram cocaïne. [9]
Op 24 april 2019 is door de politie onderzoek verricht in de Seat. Gebleken is dat het raambedieningspaneel in het middenconsole verwijderd kon worden, waardoor de ruimte onder het bedieningspaneel zichtbaar werd. In deze ruimte lag een doorzichtige gripzak met meerdere ponypacks en een gripzak met blauwe driehoekige tabletten. [10] Het bleek om cocaïne en MDMA te gaan. [11] Op de gripzak met blauwe driehoekige tabletten werd een dactyloscopisch spoor aangetroffen dat is herleid tot de verdachte. [12]
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich sinds september 2018 heeft beziggehouden met de handel in cocaïne en MDMA. [13] De verdachte heeft bevestigd dat de door de politie geschetste werkwijze van de centrale deallijn [bestandsnaam] [14] juist is en dat hij werkte als koerier.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het feit dat de verdachte zich in de periode van 1 september 2018 tot en met 23 april 2019 heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van de handel in cocaïne en MDMA.
De rechtbank spreekt de verdachte vrij voor de periode voorafgaand aan 1 september 2018. De politie acht het aannemelijk dat de verdachte al vanaf 8 december 2017 werkzaam was voor de deallijn en dat hij vanaf die datum gebruik maakte van telefoonnummer [telefoonnummer 5] . De verdachte heeft dit echter betwist. Het is de rechtbank niet duidelijk waarop de conclusie van de politie is gebaseerd. De conclusie dat de reisbewegingen die het telefoonnummer [telefoonnummer 5] maakte overeenkomen met de reisbewegingen van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , dat bij de aanhouding onder de verdachte in beslag is genomen vindt geen steun in de stukken in het dossier. Zelfs indien die conclusie juist zou zijn, acht de rechtbank dit gegeven te weinig specifiek om het telefoonnummer [telefoonnummer 5] dat vóór 1 september 2018 als koeriersnummer gebruikt zou zijn aan de verdachte toe te schrijven, ook wanneer daar de zendmastgegevens bij betrokken zouden worden. Voor de periode van 8 december 2017 tot 1 september 2018 is er ook geen wettig en overtuigend bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij de handel in cocaïne en MDMA.
Feit 2: witwassen
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
hij in de periode van
1 september 2018tot en met 23 april 2019 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, (telkens) opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid xtc pillen, zijnde cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte - rekening houdend met een overschrijding van de redelijke termijn - wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 199 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 36 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf en daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim zeven maanden schuldig gemaakt aan het dealen van harddrugs, hetgeen volgens een professionele standaard en in georganiseerd verband geschiedde. Zo maakte de verdachte gebruik van een voertuig met een verborgen ruimte waarin de verdovende middelen en opbrengsten van de handel in harddrugs werden opgeslagen. Het handelen in harddrugs vond daardoor onopvallend en buiten het zicht van politie en justitie plaats. De verdachte heeft verklaard dat hij dealde omdat hij schulden had. Hij heeft zich niets aangetrokken van de schadelijke effecten voor de volksgezondheid die gepaard gaan met het gebruik van harddrugs. Harddrugs leveren immers, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren op voor de gezondheid van die gebruikers. Omdat het gebruik van harddrugs kostbaar is en de verslaving leidt tot toenemend gebruik, nemen verslaafden vaak hun toevlucht tot criminele activiteiten om hun gebruik te bekostigen, waardoor aan de samenleving veel schade wordt toegebracht. Verder leidt de handel in verdovende middelen ook tot georganiseerde misdaad en (zeer) ernstige misdrijven.
De rechtbank acht voor dergelijk handelen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd. Wat betreft de hoogte van die gevangenisstraf houdt de rechtbank rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Deze gaan bij het met enige regelmaat verkopen van gebruikershoeveelheden harddrugs, door een alleen opererende dader, vanuit een pand of op straat gedurende 6 tot 12 maanden uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden. In dit geval is strafverzwarend dat het hier gaat om de handel in cocaïne en MDMA in georganiseerd verband en op professionele wijze.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 25 mei 2021, waaruit blijkt dat de verdachte enkel veroordelingen heeft voor onverzekerd rijden en dus niet voor Opiumwetdelicten.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat de verdachte onnodig lang heeft moeten wachten op de behandeling van zijn zaak en dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte is immers aangehouden op 23 april 2019, terwijl in zijn zaak einduitspraak zal worden gedaan op 2 juli 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsrapport van 13 november 2020 en van een voortgangsverslag van 10 juni 2021 betreffende de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte afsprakentrouw is en gebroken heeft met zijn oude netwerk en zich nu richt op een sociale omgeving die bevorderend is voor een delictvrije toekomst. Ook krijgt de verdachte ambulante begeleiding via de Kesslerstichting en heeft hij een baan gevonden. De rechtbank weegt voornoemde positieve omstandigheden in het voordeel van de verdachte mee. De reclassering adviseert een straf op te leggen met daarbij bijzondere voorwaarden gericht op begeleiding van de verdachte, zoals (woon)begeleiding via de Kesslerstichting, dagbesteding en schuldhulpverlening. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn zich aan deze voorwaarden te houden. De rechtbank onderschrijft de conclusie van de reclassering en acht het noodzakelijk om aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen zodat aan dit voorwaardelijk deel bijzondere voorwaarden verbonden kunnen worden ter begeleiding van de verdachte.
Tot slot houdt de rechtbank rekening met de tijd in voorarrest doorgebracht, te weten 162 dagen voor inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis.
Alhoewel de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt, acht de rechtbank het, mede gezien de ontwikkelingen als genoemd in het voortgangsverslag van de reclassering en de proceshouding van de verdachte ter terechtzitting, niet passend en geboden om aan de verdachte een straf op te leggen die met zich meebrengt dat hij nu opnieuw naar de gevangenis moet. Dit betekent dat aan de verdachte een gevangenisstraf zal worden opgelegd waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die hij heeft doorgebracht in voorarrest.
De rechtbank zal, alles afwegende, aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen van 270 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 108 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en daarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot teruggave van het in beslag genomen geldbedrag van € 8.660,00 aan de moeder van de verdachte omdat hij heeft gerekwireerd tot vrijspraak van witwassen van voornoemd bedrag. De officier van justitie heeft daarbij opgemerkt dat op de beslaglijst (bij nummer 17) staat vermeld dat € 10,00 in beslag is genomen, hetgeen moet worden opgevat als een kennelijke verschrijving.
Ten aanzien van een onder de verdachte in beslag genomen horloge, dat niet is opgenomen op de beslaglijst, heeft de officier van justitie geconcludeerd tot teruggave aan de verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om teruggave van het horloge aan de verdachte. Ook heeft hij gevraagd om teruggave van het geldbedrag van € 8.660,00 aan de verdachte als zijnde de beslagene dan wel om bewaring ten behoeve van de rechthebbende.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen geldbedrag van € 8.660,00 wegens vrijspraak van de verdachte voor witwassen van dit geldbedrag, bewaard dient te worden ten behoeve van de rechthebbende.
Ten aanzien van het in beslag genomen horloge merkt de rechtbank van op dat dit niet in direct verband staat tot enig ten laste gelegd feit en om die reden behoort dit goed naar het oordeel van de rechtbank te worden teruggegeven aan de verdachte, nu dit horloge onder hem in beslag is genomen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c en 47 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
270 (tweehonderdzeventig) dagen;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
108 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland Leger des Heils op het volgende adres: Conradkade 53, 2517 BR Den Haag, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan (woon)begeleiding door de Kesslerstichting of een soortgelijke organisatie, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen die hem in het kader van deze begeleiding worden gegeven;
- gedurende de proeftijd deelneemt aan een gedragsinterventie, bestaande uit een cognitieve vaardigheidstraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens de trainer/begeleider aan hem worden gegeven;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- verplicht is om minimaal 24 uren per week arbeid te verrichten en/of een opleiding te volgen. In het geval de veroordeelde geen of qua uren onvoldoende (naar oordeel van de reclassering geschikte) betaalde arbeid heeft of scholing volgt, dient hij (aanvullend) onbetaalde arbeid te verrichten bij een door de reclassering goed bevonden werkgever;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland Leger des Heils tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
de inbeslaggenomen goederen
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het in beslaggenomen geldbedrag van € 8.660,00;
gelast de teruggave aan de verdachte van een horloge, merk Michael Kors (goednummer [goednummer MK horloge] ).
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Boogers, voorzitter,
mr. J. Montijn, rechter,
mr. J. Snoeijer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. Siebrand, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 juli 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met nummer PL1500-2019109236 / DH2R019021 onderzoek [naam onderzoek] (doorgenummerd p. 1 tot en met 2433), met bijlagen.
2.Proces-verbaal van aanhouding, p. 1976.
3.Proces-verbaal van observatie, p. 1182 tot en met 1885.
4.Proces-verbaal van bevindingen, deals [achternaam verdachte] , p. 1137 tot en met 1142.
5.Tapgesprekken, p. 1143 tot en met 1181.
6.Proces-verbaal van bevindingen, deals [achternaam verdachte] , p. 1137 tot en met 1142.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2209.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2221.
9.NFI-rapport d.d. 25 april 2019, p. 2225.
10.Proces-verbaal van bevindingen personenauto [kenteken] , p. 1999 tot en met 2001.
11.Proces-verbaal, p. 1492 en 1493, Proces-verbaal van bevindingen, p. 1495 tot en met 1502 en NFI-rapporten p. 1499 tot en met 1502.
12.Proces-verbaal overzicht forensische vervolgonderzoeken, p. 5.
13.Verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 18 juni 2021.
14.Proces-verbaal Beschrijving werkwijze deallijn [telefoonnummer 4] , p. 239 tot en met 245.