ECLI:NL:RBDHA:2021:7110
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van het gezag van de moeder over de minderjarige en benoeming van een voogd
Op 15 juni 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige dochter, geboren op [geboortedag 1] 2019. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om beëindiging van het gezag, omdat de minderjarige sinds haar uithuisplaatsing op vier weken leeftijd bij pleegouders verblijft en zich daar goed ontwikkelt. De moeder heeft weliswaar positieve ontwikkelingen doorgemaakt, maar de rechtbank oordeelt dat het perspectief van de minderjarige in het pleeggezin ligt en dat terugplaatsing bij de moeder schadelijk zou zijn voor haar ontwikkeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvaardbare termijn voor de moeder om haar situatie te verbeteren ruimschoots is overschreden en dat de hechting van de minderjarige aan de pleegouders niet verstoord mag worden. De rechtbank heeft het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toegewezen en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering benoemd tot voogdes over de minderjarige. Het verzoek van de moeder om een contra-expertise werd afgewezen, omdat dit niet in het belang van de minderjarige zou zijn. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, en is op 29 juni 2021 schriftelijk vastgesteld.