ECLI:NL:RBDHA:2021:7113
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wijziging verblijfsvergunning op basis van huiselijk geweld
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag tot wijziging van het doel van een verblijfsvergunning. Eiseres, een Iraanse vrouw, had een verblijfsvergunning op basis van gezinshereniging, maar verzocht om wijziging naar niet-tijdelijke humanitaire gronden, omdat zij stelde slachtoffer te zijn van huiselijk geweld door haar ex-partner. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd dat het huiselijk geweld had geleid tot de verbreking van de relatie.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat eiseres onvoldoende objectieve gegevens had aangetoond om haar claim te onderbouwen. Eiseres had geen aangifte gedaan van het huiselijk geweld en de overgelegde verklaringen van haar huisarts en andere instanties waren niet als objectieve bewijsstukken te beschouwen, aangezien deze waren gebaseerd op haar eigen verklaringen. De rechtbank benadrukte dat voor een verblijfsvergunning op humanitaire gronden, eiseres moet aantonen dat er sprake is van bijzondere individuele omstandigheden.
Daarnaast werd het beroep van eiseres op artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden had meegewogen in zijn beslissing en dat er geen schending van dit recht was, aangezien eiseres en haar zoon in Iran een bestaan zouden kunnen opbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.